ECLI:NL:RBZWB:2022:5526

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor Gardasil 9 vaccinatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand. Eiseres had op 21 juni 2021 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van drie Gardasil 9 vaccins tegen het humaan papillomavirus (HPV), ter waarde van € 478,25. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom had de aanvraag afgewezen, omdat niet was gebleken dat de kosten voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 35 van de Participatiewet. Eiseres voerde aan dat de kosten noodzakelijk waren vanwege medische adviezen van haar gynaecoloog, die op 3 mei 2021 had geadviseerd het vaccin te nemen. Eiseres stelde dat de kosten niet vergoed werden omdat het vaccin niet was opgenomen in de Regeling zorgverzekering, en dat dit leidde tot onacceptabele rechtsongelijkheid.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gesteld dat er sprake was van een voorliggende voorziening, aangezien de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg als toereikende voorzieningen werden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er een levensbedreigende situatie zou ontstaan indien de kosten niet vergoed werden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 22 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4279 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom(het college), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand.
Met het besluit van 16 september 2021 (bestreden besluit) heeft het college, onder aanvulling van de motivering, het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 20 juli 2021 (primair besluit) ongegrond verklaard.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is betaald. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Gelet op de inkomens- en vermogenspositie van eiseres ten tijde van het indienen van haar beroep, is de rechtbank van oordeel dat zij niet in verzuim is, zodat het beroep ontvankelijk is.
De rechtbank heeft het beroep op 18 augustus 2022 op zitting behandeld. Hierbij was aanwezig [naam vertegenwoordiger] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
1. Eiseres heeft op 21 juni 2021 een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend. De aanvraag heeft betrekking op kosten die zij heeft gemaakt voor een drietal Gardasil 9 vaccins tegen het humaan papillomavirus (HPV). De kosten bedragen € 478,25.
Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat niet is gebleken dat het gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35 van de Participatiewet. De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz), tezamen met de collectieve gemeenteverzekering of overige aanvullende verzekering, worden gelet op hun aard en doel als toereikende en passende voorliggende voorziening aangemerkt in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard. Het college stelt nogmaals dat sprake is van een voorliggende voorziening. De wetgever heeft er bewust voor gekozen Gardasil 9 niet op te nemen in de Regeling zorgverzekering en de kosten daarvan dus niet te vergoeden. Eiseres heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat er, indien de kosten niet worden vergoed, een levensbedreigende situatie zal ontstaan of een situatie die blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg zal hebben. Er is dan ook geen sprake van dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet om tot bijstandsverlening over te gaan.
Beroepsgronden
2. Eiseres voert aan dat gynaecoloog [naam gynaecoloog] op 3 mei 2021 op medische gronden geadviseerd heeft om het vaccin Gardasil 9 te nemen. Er is sprake van bijzondere omstandigheden, want HPV en de hieruit voorvloeiende noodzakelijke kosten zijn onverwacht. Het Zorginstituut heeft in 2007 de staatssecretaris geadviseerd het vaccin niet op te nemen in de bijlage van de Regeling zorgverzekering maar in het Rijksvaccinatieprogramma. Eiseres heeft daar door haar leeftijd niet aan deel kunnen nemen. Zij heeft HPV, het vaccin is niet voorgeschreven ter preventie maar om recidieven te verminderen. Volgens de gynaecoloog hebben nieuwe inzichten dit aan het licht gebracht, maar is de Regeling zorgverzekering daar nog niet op aangepast. Volgens eiseres is dan ook geen sprake van een voorliggende voorziening. Het niet behandelen van HPV kan bovendien leiden tot baarmoederhalskanker, eventuele uitzaaiing kunnen beschouwd worden als levensbedreigend. De kosten van het vaccin zijn niet exorbitant hoog. De modale Nederlander kan de kosten zelf dragen, maar een bijstandsmoeder met drie kleine kinderen niet. Dit leidt volgens eiseres tot onacceptabele rechtsongelijkheid.
Beoordeling
3.1
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het bijstandverlenend orgaan daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
3.2
Volgens vaste rechtspraak [1] zijn de prestaties en vergoedingen op grond van de Zvw en daarop gebaseerde regelingen voor medische en paramedische kosten aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen. In deze regelgeving is in het algemeen een bewuste keuze gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten.
3.3
In de door eiseres overgelegde brief van 3 mei 2021 geeft gynaecoloog [naam gynaecoloog] aan dat vaccinatie met Gardasil 9 kan worden overwogen omdat dit volgens onderzoeken mogelijk recidieven van dysplasie kan verminderen. De kosten voor het vaccin zijn dan ook aan te merken als kosten voor medische zorg. Daarvoor geldt de Zvw als voorliggende voorziening in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet. Gardasil 9 behoort blijkens de Regeling zorgverzekering, welke regels bevat over de uitvoering van de Zvw, niet tot de geneesmiddelen die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde als noodzakelijk te vergoeden kosten worden beschouwd. [2] Dit is een bewuste keuze van de wetgever geweest. Niet gebleken is dat de Regeling zorgverzekering op dit punt zal worden gewijzigd. Artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet staat dan ook aan bijstandsverlening in de weg.
4.1
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan het college aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens eveneens vaste rechtspraak [3] wordt alleen in zeer uitzonderlijke situaties aangenomen dat sprake is van dergelijke zeer dringende redenen. Deze kunnen zich voordoen indien zich een acute noodsituatie voordoet en indien de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie is aan de orde als een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
4.2
Niet gebleken is dat, wanneer de kosten van het vaccin Gardasil 9 niet vergoed worden, er een situatie zal ontstaan die voor eiseres levensbedreigend is of die blijvend ernstig lichamelijk of psychisch letsel of invaliditeit tot gevolg zal hebben. Het college heeft dan ook kunnen concluderen dat van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet in het geval van eiseres geen sprake is.
5. Dat personen met een hoger inkomen de kosten van het vaccin Gardasil 9 makkelijker kunnen dragen dan eiseres, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is nodig dat sprake is van een ongelijke behandeling door het college van gelijke gevallen zonder dat daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging is. Daarvan is niet gebleken. Ook personen met een hoger inkomen krijgen de kosten van het vaccin niet vergoed.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 22 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3779.
2.Gardasil 9 is opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:613.