ECLI:NL:CRVB:2017:613
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijzondere bijstand voor fysiotherapie op basis van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, geboren in 1986, ontvangt een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en heeft de ziekte van Bechterew. Hij heeft op 14 april 2015 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van fysiotherapie, welke door het college van burgemeester en wethouders van Slochteren is afgewezen. Het college stelde dat appellant een beroep kon doen op een voorliggende voorziening en dat er geen acute noodsituatie was die bijzondere bijstand rechtvaardigde.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat er zeer dringende redenen waren voor het verlenen van bijzondere bijstand, omdat het uitblijven van fysiotherapie zou leiden tot blijvend lichamelijk letsel of invaliditeit. De Raad heeft echter geoordeeld dat de overgelegde medische informatie niet voldoende onderbouwde dat er sprake was van een acute noodsituatie. De Raad concludeerde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat zijn situatie niet op een andere manier verholpen kon worden, zoals het herstellen van zijn premieachterstand bij de zorgverzekeraar.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen zeer dringende redenen waren die het verlenen van bijstand noodzakelijk maakten, en dat het college de aanvraag terecht had afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.