Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 oktober 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
gemachtigde: mr. P.H. Hillen,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Feiten en omstandigheden
Beroepsgronden
Beoordelingskader
Beoordeling
Jugement Suppletifvan 30 mei 2006 zijn identiteit onderbouwen, maar Bureau Documenten heeft in het onderzoek van 18 december 2007 [3] geconcludeerd dat niet vastgesteld kan worden of deze stukken bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven omdat deze niet gelegaliseerd zijn. Eiser heeft de originele stukken bovendien niet overgelegd. Hij heeft zich niet op bewijsnood beroepen en heeft ook geen verklaring van de Guineese autoriteiten overgelegd waaruit blijkt dat de geboorteregistratie en/of de legalisering ervan niet meer zijn te verkrijgen. Eiser heeft aldus niet voldaan aan het bepaalde in paragraaf 3.5.5. van de Handleiding.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518.