In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 oktober 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd voor de periode van 22 september 2019 tot en met 14 augustus 2020, alsmede een verzuimboete. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep en concludeert dat deze ontvankelijk is, omdat het beroepschrift tijdig is ingediend.
De rechtbank gaat vervolgens in op de feiten van de zaak, waarbij belanghebbende een Volkswagen Polo bezat die gedurende een bepaalde periode geschorst was. De auto is op 24 juni 2020 APK-gekeurd, maar op 25 juni 2020 is geconstateerd dat de auto gebruik heeft gemaakt van de weg. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting alleen geldt als op de dag van de keuring gebruik wordt gemaakt van de weg, wat in dit geval niet het geval was.
Belanghebbende heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet slaagt. De informatie van de RDW kan niet als bindend worden beschouwd voor de belastingdienst. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete in beginsel terecht is opgelegd, maar vermindert deze tot € 203, rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de intentie van belanghebbende om te handelen in overeenstemming met de wet. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het betrekking heeft op de verzuimboete, maar houdt de naheffingsaanslag in stand.