In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, samen met een vergrijpboete en belastingrente. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep gezamenlijk met een andere zaak en hoort zowel belanghebbende als de inspecteur. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de aanslag IB/PVV voor 2017 correct heeft vastgesteld en dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende had geen aangifte gedaan en de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een objectieve voordeelverwachting uit zijn onderneming. De rechtbank vermindert de verzuimboete van € 369 naar € 350 vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De uitspraak bevestigt dat de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven, en er wordt geen proceskostenveroordeling gegeven.