In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 18 november 2022, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor de jaren 2017 en 2018 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, vergezeld van verzuimboetes van € 5.278 per jaar. Na bezwaar heeft de inspecteur de boetes verlaagd tot € 2.500 per jaar. De rechtbank heeft de zaak op 28 oktober 2022 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de verzuimboetes terecht zijn opgelegd, aangezien de belanghebbende niet tijdig aangiften heeft gedaan. De rechtbank overweegt dat de langlopende discussie met de inspecteur geen rechtvaardiging biedt voor het niet indienen van de aangiften. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende, als professioneel dienstverlener, de verantwoordelijkheid had om tijdig aangifte te doen. De rechtbank vermindert echter de boete voor het jaar 2017 ambtshalve tot € 2.375, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Voor het jaar 2018 blijft de boete van € 2.500 in stand. De beroepen worden ongegrond verklaard, en de belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.