ECLI:NL:RBZWB:2022:6905

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2008
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-toeslag en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de herziening van zijn AOW-partnertoeslag en de terugvordering van een teveel betaald bedrag van € 17.753,78 beoordeeld. Eiser ontving sinds 2011 een AOW-pensioen met een volledige toeslag voor zijn partner, die geen inkomen had. Echter, na een melding van de Polisadministratie in april 2021, bleek dat de partner van eiser in 2020 inkomen had ontvangen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft daarop het inkomen van de partner vastgesteld en de AOW-toeslag van eiser herzien, wat leidde tot de terugvordering van het teveel betaalde bedrag.

Eiser betoogde dat de SVB had moeten afzien van de herziening en terugvordering vanwege dringende redenen, aangezien zijn partner een ernstig ziek familielid moest verzorgen. De SVB stelde echter dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door het inkomen van zijn partner niet tijdig te melden. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht de AOW-toeslag had herzien en het teveel betaalde bedrag terugvorderde, omdat eiser niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef en eiser het bedrag moest terugbetalen.

De uitspraak benadrukt de verplichting van uitkeringsgerechtigden om wijzigingen in hun situatie tijdig te melden en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van herziening of terugvordering af te zien, en dat de SVB op goede gronden handelde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2008 AOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (de SVB).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van zijn partnertoeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de terugvordering van het teveel betaalde bedrag.
Met het bestreden besluit van 7 maart 2022 op het bezwaar van eiser is de SVB bij haar besluit gebleven.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [naam] als gemachtigde van de SVB. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of de SVB terecht de teveel betaalde AOW-toeslag met terugwerkende kracht heeft herzien en van eiser heeft teruggevorderd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser ontvangt sinds 2011 een AOW-pensioen met een volledige toeslag voor zijn partner, die op dat moment geen inkomen had.
1.1.
Op 24 april 2021 heeft de SVB een melding ontvangen van de Polisadministratie waaruit bleek dat de partner van eiser in 2020 inkomen heeft ontvangen. Daarop heeft de SVB aanvullende informatie opgevraagd bij eiser over het inkomen van zijn partner.
1.2.
Op 1 december 2021 heeft eiser twaalf loonstroken van zijn partner overgelegd, waaruit blijkt dat zijn partner inkomen uit Persoonsgebonden Budget (PGB) heeft ontvangen voor de verzorging van een ernstig ziek familielid.
1.3.
Bij besluit van 13 januari 2022 heeft de SVB het inkomen van de partner van eiser vastgesteld op € 1.870,99 per maand. Dat betekent dat de AOW-toeslag van eiser over de periode van januari 2020 tot en met augustus 2021 moet worden aangepast en hij de over deze periode teveel betaalde AOW-toeslag van € 17.753,78 moet terugbetalen.
1.4.
Eiser heeft tegen dit besluit op 30 januari 2022 bezwaar gemaakt, stellende dat hij het bedrag niet kan terugbetalen.
1.5.
Op 16 mei 2022 heeft de SVB aan eiser een betalingsregeling bevestigd van
207 termijnen van € 85,50 en 1 termijn van € 55,28.
Standpunten partijen
2. Eiser betoogt dat de SVB had moeten afzien van de herziening en de terugvordering van het teveel betaalde bedrag van € 17.753,78, omdat sprake is van dringende redenen. Zijn partner moest plotseling een ernstig ziek familielid verzorgen. Deze situatie was voor hen niet te overzien en kon door hen niet anders georganiseerd worden.
2.1.
De SVB stelt zich op het standpunt dat van dringende redenen geen sprake is. Eiser had kunnen weten dat het inkomen van zijn partner invloed kon hebben op zijn recht op bijstand. Door geen melding te maken van dit inkomen, heeft hij zijn inlichtingenplicht geschonden.
Herziening
3. Eiser heeft recht op een AOW-toeslag als zijn partner geen inkomen heeft en de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. [1] Heeft zijn partner wel inkomen, dan wordt de toeslag verminderd of beëindigd. [2]
3.1.
Eiser is verplicht om aan de SVB op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de AOW-uitkering. [3]
3.2.
De SVB herziet de AOW-uitkering wanneer als gevolg van schending van de inlichtingenplicht ten onrechte een te hoog bedrag is verleend, als anderszins een te hoog bedrag is verleend of wanneer als gevolg van schending van de inlichtingenplicht het recht op AOW niet kan worden vastgesteld. [4] Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de SVB besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien. [5]
3.2.1.
De SVB heeft het beleid dat zij niet tot herziening met volledig terugwerkende kracht over gaat als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen, en hij ook niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. Daarnaast ziet de SVB wegens dringende redenen geheel of gedeeltelijk af van herziening als de bijzondere omstandigheden van het geval ertoe leiden dat herziening met volledig terugwerkende kracht onevenredig is. Bij de beoordeling of er sprake is van onevenredigheid hecht de SVB belang aan de mate waarin de betrokkene een verwijt kan worden gemaakt en de mate waarin de SVB een verwijt kan worden gemaakt. [6]
3.3.
Voor toepassing van het beleid van de SVB, is ten eerste vereist dat eiser al zijn verplichtingen is nagekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de SVB voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden. Daarmee is eiser niet al zijn verplichtingen nagekomen. Omdat het ging om inkomsten uit PGB, kreeg de SVB pas in het jaar daarna een melding van de inkomsten van de partner van eiser, namelijk naar aanleiding van de belastingaangifte. Eiser had kunnen weten dat het inkomen van zijn partner van belang was voor het recht op de AOW-toeslag. De hoogte van de toeslag is immers afhankelijk van het inkomen van zijn partner. Bovendien heeft de SVB bij het besluit waarin de AOW-toeslag is toegekend, en ook bij andere correspondentie, opgenomen dat eiser het moet melden als het inkomen van zijn partner verandert, omdat dit van invloed kan zijn op de AOW-toeslag. Eiser had de inkomsten daarom uit eigen beweging moeten melden aan de SVB.
3.4.
Omdat uit het voorgaande volgt dat eiser de inlichtingenplicht heeft geschonden, kan het beleid van de SVB om bij dringende redenen van herziening af te zien, hem niet baten. [7] De SVB heeft de AOW-toeslag terecht herzien.
Terugvordering
4. De SVB vordert de onverschuldigd betaalde uitkering terug. [8] Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de SVB besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. [9]
4.1.
Een situatie die geen dringende reden oplevert om van herziening van de uitkering af te zien, maar wel een dringende reden vormt om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, doet zich slechts in een zeer incidenteel geval voor. Te denken valt aan een situatie waarin de sociale of financiële omstandigheden van eiser zich verzetten tegen volledige terugvordering. [10] In het algemeen hanteert de SVB dan echter de door de jurisprudentie ondersteunde lijn dat zij met dergelijke omstandigheden pas rekening houdt bij het besluit over de wijze van terugbetaling. [11]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser gesteld noch aannemelijk gemaakt dat sprake is van onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen, zeker nu hij met de SVB een maandelijkse betalingsregeling is overeengekomen en niet is gebleken dat hij dit bedrag niet kan voldoen. De omstandigheid dat er sprake was van de verzorging van een ernstig ziek familielid, kan evenmin als een dringende reden worden gezien om van herziening en terugvordering af te zien. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser zo dat, gezien de situatie in zijn familie de inlichtingenplicht naar de SVB voor hem op dat moment geen prioriteit had. Dat neemt echter niet weg dat hij melding had moeten maken van het (substantiële) maandelijkse inkomen van zijn partner en dat hij door dat niet te doen de inlichtingenplicht heeft geschonden. De SVB kan geen verwijt worden gemaakt dat zij de toeslag niet eerder heeft herzien, omdat zij de melding van het inkomen van de partner van eiser niet eerder dan na de belastingaangifte kon ontvangen. De SVB heeft dan ook op goede gronden de AOW-toeslag over de in geding zijnde periode herzien en het teveel betaalde bedrag van € 17.753,78 van eiser teruggevorderd.

Conclusie en gevolgen

Nu de SVB de AOW-toeslag van eiser terecht heeft herzien en het teveel betaalde bedrag terecht van eiser heeft teruggevorderd, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft: eiser moet € 17.753,78 terugbetalen aan de SVB. Hij krijgt het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Vermunt, griffier, op 17 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene ouderdomswet
Artikel 8
1. De pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 is gehuwd en voor die datum recht heeft op ouderdomspensioen en van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, heeft overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op een toeslag, tenzij, met inachtneming van artikel 11, het inkomen uit arbeid of overig inkomen van die echtgenoot meer bedraagt dan de volledige bruto-toeslag.
2. In afwijking van het eerste lid ontstaat op of na 1 januari 2015, geen recht meer op toeslag als gevolg van:
a. wijziging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid;
(…)
3. Indien het recht op toeslag is geëindigd uitsluitend als gevolg van een incidentele stijging van het inkomen, bedoeld in het eerste lid, kan, in afwijking van het tweede lid, het recht op toeslag herleven.
4. Waar in deze wet en in de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt gesproken van ouderdomspensioen wordt daaronder mede verstaan de in het eerste lid bedoelde toeslag, voor zover niet anders is bepaald.
Artikel 10
1. De volledige bruto-toeslag wordt toegekend voorzolang, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11, het inkomen uit arbeid of overig inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde nihil bedraagt.
2. Op de volledige bruto-toeslag wordt in mindering gebracht het inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde uit arbeid of overig inkomen, vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.
Artikel 17a
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van ouderdomspensioen en terzake van weigering van ouderdomspensioen, herziet de Sociale verzekeringsbank een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 15, tweede lid, of 49, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen;
b. indien anderszins het ouderdomspensioen ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
c. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 15, tweede lid, of 49, ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op ouderdomspensioen bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 24
1. Het ouderdomspensioen dat als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 17 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank teruggevorderd van de pensioengerechtigde (…).
(…)
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
(…)
Verlaging of intrekking met terugwerkende kracht wegens wijziging van de omstandigheden (SB1078)
(…)
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dringende redenen spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een rol, zoals het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. De SVB hanteert in dit verband de volgende beleidsregels.
De SVB gaat niet tot herziening met volledig terugwerkende kracht over als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen, en hij voorts niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd verleend. In een dergelijk geval herziet de SVB de uitkering in beginsel zonder terugwerkende kracht. (…)
Is het niet tijdig herzien van de uitkering een gevolg van een fout van de SVB, maar heeft de betrokkene deze fout kunnen onderkennen, dan vindt herziening of intrekking in beginsel plaats met volledig terugwerkende kracht.
Bij de beantwoording van de vraag of de betrokkene heeft kunnen onderkennen dat hij te veel ontving hanteert de SVB de volgende stelregels:
 Bij de beoordeling of de betrokkene kon onderkennen dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verleend past de SVB het beleid in SB1071 over bijzonder geval mutatis mutandis toe.
 Bij toekenning van een uitkering deelt de SVB aan betrokkene mee welke wijzigingen hij spontaan aan de SVB moet melden. Hiertoe verwijst de SVB in de toekenningsbeschikking naar het overzicht van te melden wijzigingen op de website van de SVB. Als deze mededeling heeft plaatsgevonden gaat de SVB ervan uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed konden zijn op de uitkering.
Voorts ziet de SVB wegens dringende redenen geheel of gedeeltelijk af van herziening als de bijzondere omstandigheden van het geval leiden tot het oordeel dat een volledig terugwerkende kracht onevenredig is. Bij de beoordeling of er sprake is van onevenredigheid hecht de SVB belang aan:
 de mate waarin de betrokkene een verwijt kan worden gemaakt; en
 de mate waarin de SVB een verwijt kan worden gemaakt.
Als volledige herziening op grond van deze factoren onevenredig is, matigt de SVB de terugwerkende kracht van de herziening of intrekking.
Terugvordering van uitkeringen (SB1114)
(…)
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, is de SVB bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering (artikel 24, vijfde lid AOW (...)). Het gebruik van deze bevoegdheid komt slechts aan de orde voor zover de SVB niet reeds in verband met deze zelfde dringende redenen geheel of gedeeltelijk heeft afgezien van intrekking van de uitkering dan wel voorziening, of herziening daarvan ten nadele van de belanghebbende (zie voor het gebruik van deze laatste bevoegdheid SB1078 over verlaging of intrekking met terugwerkende kracht wegens wijziging van de omstandigheden. Voor zover de SVB de uitkering dan wel voorziening niet heeft herzien of ingetrokken, kan immers het bedrag dat in overeenstemming met de toekenningsbeschikking ten onrechte werd betaald reeds om die reden niet worden teruggevorderd.
Een situatie die geen dringende reden oplevert om geheel of gedeeltelijk af te zien van intrekking of herziening van de uitkering, maar wel een dringende reden vormt om geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, zal zich slechts in een zeer incidenteel geval voordoen. Te denken valt aan een situatie waarin de sociale of financiële omstandigheden van de belanghebbende zich verzetten tegen volledige terugvordering. In het algemeen hanteert de SVB dan echter de door de jurisprudentie ondersteunde lijn dat zij met dergelijke omstandigheden pas rekening houdt bij het besluit over de wijze van terugbetaling.
(…)

Voetnoten

1.Art. 8 AOW
2.Art. 10 AOW
3.Art. 49 AOW
4.Art. 17a lid 1 AOW
5.Art. 17a lid 2 AOW
6.Beleid Verlaging of intrekking met terugwerkende kracht (SB1078)
7.CRvB 3 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:475.
8.Art. 24 lid 1 AOW
9.Art. 24 lid 2 AOW
10.CRvB 23 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1957.
11.Beleid Terugvordering (SB1114)