ECLI:NL:RBZWB:2022:6971

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
391190_23112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verificatie van vorderingen in faillissement van Triskalion B.V. en de overdracht van vorderingen door de echtgenoot van de eiseres

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, vordert eiseres, die haar vorderingen ter verificatie heeft ingediend in het faillissement van Triskalion B.V., dat de rechtbank de verweerster, Cumberland Investments Designated Activity Company, niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering. Eiseres stelt dat haar echtgenoot, de bestuurder van Triskalion, haar vorderingen heeft overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Triskalion in liquidatie is en dat de bestuurder eerder failliet is verklaard. Eiseres heeft vier vorderingen ingediend, waarvan er twee zijn gehandhaafd tijdens de verificatievergadering. Cumberland betwist de vorderingen van eiseres en stelt dat de overdracht van de vorderingen niet rechtsgeldig is, omdat deze onvoldoende bepaald zijn omschreven in de akte van cessie. De rechtbank oordeelt dat eiseres haar vorderingen onvoldoende heeft onderbouwd en wijst deze af. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van Cumberland, die zijn begroot op € 8.665,00.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/391190 / HA ZA 21-626
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres tot verificatie,
advocaat mr. M.J.W. van Ingen te 's-Hertogenbosch,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
CUMBERLAND INVESTMENTS DESIGNATED ACTIVITY COMPANY,
gevestigd te Dublin, Ierland,
verweerster tot verificatie,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Cumberland worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
─ het tussenvonnis van 2 maart 2022 met de daarin genoemde stukken;
─ het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 oktober 2022;
─ de spreekaantekeningen van mr. M.J.W. van Ingen en van mr. J. Meuleman.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • a) Cumberland niet-ontvankelijk verklaart in haar vordering, althans de betwisting van Cumberland ongegrond verklaart;
  • b) de vorderingen van eiseres volledig erkent zodat zij worden toegevoegd aan de lijst van voorlopig erkende vorderingen;
  • c) Cumberland veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis.
2.2.
Cumberland voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
─ De besloten vennootschap Triskalion B.V. (hierna: Triskalion) in liquidatie is bij vonnis van 5 januari 2021 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. [naam 1] als curator.
─ Triskalion was op 11 november 2014 al een keer eerder failliet verklaard. Dat faillissement is bij gebrek aan baten opgeheven. In verband met een nagekomen bate is de vereffening heropend, waarna opnieuw het faillissement van Triskalion is aangevraagd.
─ De bestuurder van Triskalion is de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de echtgenoot van [eiseres] .
─ [naam 2] is op 17 september 2015 persoonlijk failliet verklaard. Dat faillissement is op 20 maart 2018 opgeheven wegens gebrek aan baten.
─ Tijdens het faillissement van [naam 2] heeft zijn curator met [eiseres] op
7 augustus 2017 een “
vaststellingsovereenkomst tevens akte van overdracht/cessie” (hierna: akte van cessie) gesloten.
─ [eiseres] heeft in het faillissement van Triskalion vier vorderingen ter verificatie ingediend. Tijdens de verificatievergadering, die plaatsvond op 15 oktober 2021, heeft zij twee vorderingen gehandhaafd, te weten een vordering ter hoogte van
€ 2.450.000,00 terzake planschade en een vordering ter hoogte van € 725.922,00 terzake pensioengelden. Uit het proces-verbaal van de verificatievergadering volgt dat de vorderingen van [eiseres] worden betwist door Cumberland, een voorlopig erkende schuldeiser in het faillissement van Triskalion. De rechter-commissaris heeft de betwisting van de vorderingen van [eiseres] door Cumberland verwezen naar de onderhavige renvooiprocedure. De vordering van Cumberland wordt betwist door [eiseres] . Die betwisting wordt behandeld in een renvooiprocedure onder zaak-rolnummer: C/02/391162 / HA ZA 21-622.
3.2.
[eiseres] stelt dat [naam 2] de twee vorderingen aan haar heeft overgedragen. De vordering terzake planschade betreft een vordering die [naam 2] had op de gemeente Breda. [naam 2] heeft deze vordering in 2009 aan Triskalion verkocht. De koopsom zou worden geboekt in rekening-courant, maar dat is nooit gebeurd. De koopsom is daarmee verschuldigd gebleven. Daarnaast heeft [naam 2] op 21 december 2005 een pensioenovereenkomst gesloten met Triskalion op grond waarvan hij recht heeft op pensioengelden. [naam 2] is al enige tijd de pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd. De vordering valt daarmee uiteen in een reeds uit te keren deel en een in de toekomst verschuldigd deel, welk deel voor haar geschatte waarde moet worden opgenomen.
3.3.
Cumberland betwist de vorderingen van [eiseres] . Volgens Cumberland is de planschadevordering nooit goederenrechtelijk overgedragen aan Triskalion. Het zou daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn om Triskalion te houden aan betaling van de koopsom. Bovendien bestaat de vordering niet. De koopsom is al betaald door verrekening met de aanzienlijke rekening-courantschuld van [naam 2] aan Triskalion. In de concept-jaarrekening van Triskalion van 2012 staat de koopsom ook niet vermeld als schuld. Voor zover [naam 2] al een vordering op Triskalion uit hoofde van de koopsom zou hebben, dan is die vordering verjaard. De overeenkomst dateert namelijk van 14 april 2009 en de koopsom is op grond van het bepaalde in artikel 6:38 BW direct verschuldigd geworden. Daarmee is de vordering op 14 april 2014 verjaard. Met betrekking tot de vordering uit hoofde van de pensioenovereenkomst geldt dat de curator deze vordering niet aan [eiseres] heeft kunnen overdragen, omdat de pensioenvordering zo sterk aan de persoon verbonden is dat deze vordering naar zijn aard niet overdraagbaar is.
3.4.
Vooropgesteld wordt dat een eiser tot verificatie zijn vordering dient te onderbouwen. Dat betekent in dit geval dat [eiseres] niet alleen dient te onderbouwen dat [naam 2] vorderingen had op Triskalion, maar ook dat [naam 2] deze vorderingen aan haar heeft overgedragen. Die onderbouwing ontbreekt in haar conclusie van eis tot verificatie. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] zich beroept op de vaststellingsovereenkomst, tevens akte van overdracht/cessie, die zij destijds met de curator van [naam 2] heeft gesloten. Deze is door Cumberland als productie 2 bij conclusie van antwoord in het geding gebracht. Volgens [eiseres] volgt daaruit dat de onderhavige vorderingen aan haar zijn overgedragen. Cumberland betwist dit, stellende dat in de akte van cessie de overgedragen vorderingen niet met voldoende bepaaldheid omschreven zijn.
3.5.
Ingevolge artikel 3:84 lid 2 BW moeten goederen, zoals de onderhavige vorderingen op naam, bij de titel voor overdracht met voldoende bepaaldheid omschreven zijn. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is daarvoor noodzakelijk, maar ook voldoende, dat de desbetreffende akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. De vraag hoe specifiek die gegevens in de akte dienen te zijn, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval (vgl. HR 4 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6165). Een generieke omschrijving van de over te dragen vorderingen kan tot een geldige overdracht leiden indien aan de hand van de gegeven omschrijving kan worden bepaald welke vorderingen zijn overgedragen. Het ontbreken van nadere specificaties van de betrokken vorderingen hoeft daarom niet eraan in de weg te staan dat zij voldoende bepaald zijn in de zin van art. 3:84 lid 2 BW (vgl. HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6947 (
Dix q.q./ING)).
3.6.
Volgens [eiseres] volgt uit artikel 12 van de akte van cessie dat ook de vorderingen die in deze procedure ter discussie staan aan haar zijn overgedragen. Het betreft een zogenaamde
catch-allbepaling. In artikel 12 staat namelijk dat de curator alle activa en vorderingen van [naam 2] aan [eiseres] overdraagt voor zover deze hem bekend zijn en redelijkerwijs bekend kunnen zijn.
3.7.
Cumberland heeft op de daaropvolgende artikelen 13 tot en met 15 in de akte van cessie gewezen, waarin wordt gerefereerd aan vorderingen op [naam 3] . De vorderingen die in deze zaak aan de orde zijn, op Triskalion, worden daar niet genoemd.
3.8.
Artikel 12 van de akte van cessie luidt:
“De curator draagt in eigendom over alle nog resterende activa en vorderingen van curandus voor zover deze hem bekend zijn en redelijkerwijze bekend kunnen zijn, waaronder in ieder geval de vordering die de Curator meent te hebben op [naam 3] B.V. terzake door [naam 2] verrichte werkzaamheden ten behoeve van [naam 3] B.V. (…)”. De vraag is of met deze generieke omschrijving in de akte van cessie de vorderingen ter zake planschade en pensioengelden rechtsgeldig zijn overgedragen. De rechtbank is van oordeel dat de akte van cessie geen gegevens bevat aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat deze vorderingen aan [eiseres] zijn overgedragen. De vorderingen wordt niet met zoveel woorden in de akte genoemd en [eiseres] heeft ook geen objectieve gegevens gesteld aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat deze vorderingen tot de in artikel 12 genoemde vorderingen behoren. De akte refereert aan bij de curator bekende vorderingen, maar [eiseres] heeft niet onderbouwd dat de curator van [naam 2] destijds bekend was, dan wel redelijkerwijze bekend had kunnen zijn, met de vorderingen ter zake planschade en pensioengelden van [naam 2] op Triskalion. Gezien het feit dat Triskalion ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst tevens akte van overdracht/cessie al enige jaren failliet was, ligt het ook niet voor de hand dat de curator bekend was met vorderingen van [naam 2] op Triskalion.
3.9.
Gelet op het voorgaande heeft [eiseres] haar vorderingen onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] daarom afwijzen.
3.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure als na te melden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Cumberland gevallen en tot op heden begroot op € 8.665,00,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MM