ECLI:NL:RBZWB:2022:6972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
391192_E23112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Hermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verificatie van vorderingen in faillissement van Triskalion B.V. en de overdracht van vorderingen door de curator

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.W. van Ingen, dat de curator, mr. P.J.W. Vermunt, niet-ontvankelijk zou worden verklaard in zijn vordering en dat haar vorderingen volledig erkend zouden worden. De curator voerde verweer en betwistte de vorderingen van eiseres, die betrekking hadden op een vordering ter hoogte van € 2.450.000,00 wegens planschade en een vordering van € 725.922,00 terzake pensioengelden. De rechtbank oordeelde dat eiseres haar vordering onvoldoende had onderbouwd, met name omdat de akte van cessie niet voldoende specifiek was over de vorderingen die aan haar waren overgedragen. De rechtbank concludeerde dat de curator niet bekend kon zijn met de pensioenvordering van eiseres, aangezien Triskalion al enige jaren failliet was ten tijde van de akte van cessie. De rechtbank wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die op € 6.737,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Locatie Breda
Cluster II Handelszaken
zaaknummer / rolnummer: C/02/391192 / HA ZA 21-627
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres tot verificatie,
advocaat mr. M.J.W. van Ingen te 's-Hertogenbosch,
tegen
MR. P.J.W. VERMUNT(voorheen mr. [naam curator] ) in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRISKALION B.V. IN LIQUIDATIE,
kantoorhoudende te Roosendaal,
verweerder tot verificatie,
advocaat mr. P.J.W. Vermunt te Roosendaal.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de curator worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
─ het tussenvonnis van 2 maart 2022 met de daarin genoemde stukken;
─ het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 oktober 2022;
─ de spreekaantekeningen van mr. M.J.W. van Ingen en van mr. P.J.W. Vermunt .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • a) de curator niet-ontvankelijk verklaart in zijn vordering, althans de betwisting van de curator ongegrond verklaart;
  • b) de vorderingen van [eiseres] volledig erkent zodat zij worden toegevoegd aan de lijst van voorlopig erkende vorderingen;
  • c) de curator veroordeelt in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na het in dezen te wijzen vonnis.
2.2.
De curator voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
─ De besloten vennootschap Triskalion B.V. (hierna: Triskalion) in liquidatie is bij vonnis van 5 januari 2021 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. [naam curator] als curator.
─ Triskalion was op 11 november 2014 al een keer eerder failliet verklaard. Dat faillissement is bij gebrek aan baten opgeheven. In verband met een nagekomen bate is de vereffening heropend, waarna opnieuw het faillissement van Triskalion is aangevraagd.
─ De bestuurder van Triskalion is de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), de echtgenoot van [eiseres] .
─ [naam 1] is op 17 september 2015 persoonlijk failliet verklaard. Dat faillissement is op 20 maart 2018 opgeheven wegens gebrek aan baten.
─ Tijdens het faillissement van [naam 1] heeft zijn curator met [eiseres] op
7 augustus 2017 een “
vaststellingsovereenkomst tevens akte van overdracht/cessie” (hierna: akte van cessie) gesloten.
─ [eiseres] heeft in het faillissement van Triskalion vier vorderingen ter verificatie ingediend. Tijdens de verificatievergadering, die plaatsvond op 15 oktober 2021, heeft zij twee vorderingen gehandhaafd, te weten een vordering ter hoogte van
€ 2.450.000,00 terzake planschade en een vordering ter hoogte van € 725.922,00 terzake pensioengelden. Uit het proces-verbaal van de verificatievergadering volgt dat de vorderingen van [eiseres] door de curator worden betwist. De rechter-commissaris heeft zaak verwezen naar de onderhavige renvooiprocedure.
─ Bij beschikking van 18 augustus 2022 is mr. [naam curator] vervangen door mr. P.J.W. Vermunt als curator van Triskalion.
3.2.
[eiseres] stelt dat [naam 1] de twee vorderingen aan haar heeft overgedragen. De vordering terzake planschade betreft een vordering die [naam 1] had op de gemeente Breda. [naam 1] heeft deze vordering in 2009 aan Triskalion verkocht. De koopsom zou worden geboekt in rekening-courant, maar dat is nooit gebeurd. De koopsom is daarmee verschuldigd gebleven. Daarnaast heeft [naam 1] op 21 december 2005 een pensioenovereenkomst gesloten met Triskalion op grond waarvan hij recht heeft op pensioengelden. [naam 1] is al enige tijd de pensioengerechtigde leeftijd gepasseerd. De vordering valt daarmee uiteen in een reeds uit te keren deel en een in de toekomst verschuldigd deel, welk deel voor haar geschatte waarde moet worden opgenomen.
3.3.
De curator heeft bij conclusie van antwoord beide vorderingen van [eiseres] betwist. De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van de verificatievergadering blijkt dat de curator alleen de pensioenvordering betwist, zodat daarvan hieronder wordt uitgegaan.
3.4.
De curator betwist dat de pensioenvordering overdraagbaar is.
3.5.
Vooropgesteld wordt dat een eiser tot verificatie zijn vordering dient te onderbouwen. Dat betekent in dit geval dat [eiseres] niet alleen dient te onderbouwen dat [naam 1] vorderingen had op Triskalion, maar ook dat [naam 1] deze vorderingen aan haar heeft overgedragen. Die onderbouwing ontbreekt in haar conclusie van eis tot verificatie. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] zich beroept op de vaststellingsovereenkomst, tevens akte van overdracht/cessie, die zij destijds met de curator van [naam 1] heeft gesloten. Volgens [eiseres] volgt daaruit dat de onderhavige vorderingen aan haar zijn overgedragen. De curator betwist dit, stellende dat in de akte van cessie de overgedragen vorderingen niet met voldoende bepaaldheid omschreven zijn. De curator heeft daarbij gewezen op het feit dat de pensioenvordering niet in deze akte van cessie wordt genoemd. Daar komt bij dat de curator van [naam 1] de toestemming van de rechter-commissaris nodig zou hebben gehad, als hij de pensioenvordering had willen over te dragen, aldus de curator.
3.6.
Ingevolge artikel 3:84 lid 2 BW moeten goederen, zoals de onderhavige vorderingen op naam, bij de titel van de overdracht met voldoende bepaaldheid omschreven zijn. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is daarvoor noodzakelijk, maar ook voldoende, dat de desbetreffende akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. De vraag hoe specifiek die gegevens in de akte dienen te zijn, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval (vgl. Hoge Raad 4 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6165). Een generieke omschrijving van de over te dragen vorderingen kan tot een geldige overdracht leiden indien aan de hand van de gegeven omschrijving kan worden bepaald welke vorderingen zijn overgedragen. Het ontbreken van nadere specificaties van de betrokken vorderingen hoeft daarom niet eraan in de weg te staan dat zij voldoende bepaald zijn in de zin van art. 3:84 lid 2 BW (vgl. Hoge Raad 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6947 (
Dix q.q./ING)).
3.7.
Volgens [eiseres] volgt uit artikel 12 van de akte van cessie dat ook de vorderingen die in deze procedure ter discussie staan aan haar zijn overgedragen. Het betreft een zogenaamde
catch-allbepaling. In artikel 12 staat namelijk dat de curator alle activa en vorderingen van [naam 1] aan [eiseres] overdraagt voor zover deze hem bekend zijn en redelijkerwijs bekend kunnen zijn.
3.8.
Artikel 12 van de akte van cessie luidt:
“De curator draagt in eigendom over alle nog resterende activa en vorderingen van curandus voor zover deze hem bekend zijn en redelijkerwijze bekend kunnen zijn, waaronder in ieder geval de vordering die de Curator meent te hebben op [naam 2] B.V. terzake door [naam 1] verrichte werkzaamheden ten behoeve van [naam 2] B.V. (…)”. De vraag is of met deze generieke omschrijving in de akte van cessie de vordering ter zake pensioengelden rechtsgeldig is overgedragen. De rechtbank is van oordeel dat de akte van cessie geen gegevens bevat aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de vordering terzake pensioengelden aan [eiseres] is overgedragen. De vordering wordt niet met zoveel woorden in de akte genoemd en [eiseres] heeft ook geen objectieve gegevens gesteld aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de vordering terzake pensioengelden tot de in artikel 12 genoemde vorderingen behoort. De akte refereert aan bij de curator bekende vorderingen, maar [eiseres] heeft niet onderbouwd dat de curator van [naam 1] destijds bekend was, dan wel redelijkerwijze bekend had kunnen zijn, met de pensioenvordering van [naam 1] op Triskalion. Gezien het feit dat Triskalion ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst tevens akte van overdracht/cessie al enige jaren failliet was, ligt het ook niet voor de hand dat de curator bekend was met vorderingen van [naam 1] op Triskalion.
3.9.
Gelet op het voorgaande heeft [eiseres] haar vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] daarom afwijzen.
3.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure als na te melden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de curator gevallen en tot op heden begroot op € 6.737,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hermans en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MM