Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
NJ2008/153). Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de vorderingen tot betaling van de huur en de boetes evenwel geen nevenvorderingen die nauw verbant zijn aan de hoofdvordering tot exploitatie vanuit het gehuurde, zoals bijvoorbeeld een nevenvordering ter zake van buitengerechtelijke kosten, contractuele of wettelijke renten. Daarom geldt dat voor deze vorderingen van [eiser] een afzonderlijk spoedeisend belang is vereist (vgl. Rechtbank Rotterdam 15 maart 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7895, r.o. 4.7). Dat belang heeft [eiser] niet gesteld. Integendeel, [eiser] heeft juist in de dagvaarding (randnummer 25) gesteld dat hij zich het recht voorbehoudt om een veroordeling tot betaling van boetes niet ten uitvoer te leggen wanneer [gedaagde] het gehuurde heropent en open houdt. Dat bevestigt dat betaling van boetes (en huur) geen spoedeisend belang heeft voor [eiser] . De vorderingen tot betaling van de huur en boetes zullen derhalve worden afgewezen vanwege het ontbreken van het spoedeisend belang.