Uitspraak
2.De nadere beoordeling
ECLI:NL:RBOBR:2020:5136:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader van twee minderjarigen, geboren uit een huwelijk dat in Eritrea is gesloten. De vrouw, die in deze procedure als verzoekster optreedt, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de juridische vader, die niet de biologische vader van de kinderen blijkt te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 15-jarige leeftijd een huwelijk is aangegaan, dat volgens Eritrees recht rechtsgeldig is, en dat zij op meerderjarige leeftijd een verklaring onder ede heeft afgelegd ten behoeve van de erkenning van dit huwelijk in Nederland. De ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) heeft bevestigd dat er geen gronden zijn om aan de rechtsgeldigheid van het huwelijk te twijfelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de juridische vader niet de biologische vader is van de kinderen, en heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarigen, zodat hun juridische status in overeenstemming kan worden gebracht met de biologische werkelijkheid. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.