Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
2.2 Bestemmingsplan [adres 2] te [gemeente 1]
20.83
)
29.779
161.008
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
[perceel]) acht de rechtbank, gelet op de in het controlerapport onder 2.2.1 en 2.6 weergegeven feiten (zie 2.5), het in de akte van levering opgenomen – door belanghebbende nadien ook nagekomen – kettingbeding (zie 2.2), de verkaveling (zie 2.4.2) en de gerealiseerde bestemmingswijziging van cultuurgrond in bouwgrond, aannemelijk dat belanghebbende werkzaamheden heeft verricht die omvangrijker zijn dan bij normaal, actief vermogensbeheer gebruikelijk is. Hieraan doet niet af dat een deel van die werkzaamheden niet door belanghebbende zelf maar door bureau [bureau 1] en bureau [bureau 2] zijn verricht. Anders dan belanghebbende stelt, is evenmin van belang dat bureau [bureau 1] oorspronkelijk niet door belanghebbende zelf maar door [rentmeester] zou zijn ingeschakeld. Gelet op de verrichte werkzaamheden, belanghebbendes deskundigheid en ervaring op het gebied van onroerendgoedtransacties en zijn bekendheid met de ontwikkeling van het gebied, acht de rechtbank aannemelijk dat het met de verkoop van dit perceel behaalde resultaat was te verwachten. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de hier aan de orde zijnde werkzaamheden een voldoende verklaring voor het behaalde resultaat.
[perceel] moet worden aangemerkt als werkzaamheidsvermogen. Gelet daarop dient ook het resultaat dat belanghebbende heeft behaald bij de verkoop van het perceel met nummer [perceel] te worden aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: