ECLI:NL:RBZWB:2023:1944
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te [plaats 2]. De belanghebbende, eigenaar en gebruiker van het pand dat in gebruik is voor dagbesteding, was het niet eens met de vastgestelde WOZ-waarde van € 757.000, welke was vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland. De belanghebbende stelde dat de waarde maximaal € 445.000 kon zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 februari 2023, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende, H.J. van Zelst, en taxateurs aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde met een taxatierapport, waarin de gecorrigeerde vervangingswaarde op € 1.200.000 werd vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, ondanks de bezwaren van de belanghebbende over de gehanteerde correcties in het taxatierapport.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld over het verzoek van de belanghebbende om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank constateerde dat de redelijke termijn met 12 maanden was overschreden en heeft de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot betaling van € 1.000 aan immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, de vastgestelde WOZ-waarde en de daarop gebaseerde aanslagen gehandhaafd, en de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan de belanghebbende.