ECLI:NL:RBZWB:2023:2375
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders inzake bijzondere bijstand
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 8 juni 2021, waarbij haar aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout.
Eiseres had op 15 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kleding, schoeisel, pedicurebehandelingen, sport en medicatie. In beroep voerde zij aan dat zij ten onrechte niet was gehoord en verzocht zij om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn volgens artikel 6 van het EVRM. De rechtbank onderzocht of eiseres nog voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn niet toereikend was voor het aannemen van procesbelang. De rechtbank stelde vast dat de hoorplicht niet was geschonden en dat eiseres geen materiële grieven had aangevoerd tegen het bestreden besluit. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 6 april 2023. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.