ECLI:NL:RBZWB:2023:2538

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1659 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorlopige voorziening tegen de sluiting van een woning wegens drugshandel

Op 17 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster bezwaar maakte tegen het besluit van de burgemeester van Tilburg om haar woning voor zes maanden te sluiten. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de vondst van aanzienlijke hoeveelheden drugs in de woning, waaronder 4,5 kg hennep en 1,775 kg amfetaminepasta. Verzoekster, die als enige bewoonster van de woning staat ingeschreven, voerde aan dat de sluiting in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en dat er bijzondere omstandigheden waren die een minder ingrijpende maatregel rechtvaardigden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat de sluiting noodzakelijk was om drugshandel tegen te gaan en de openbare orde te herstellen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was op basis van de aangetroffen hoeveelheden drugs en de eerdere drugsgerelateerde omstandigheden rondom verzoeksters zoon. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester de belangen van verzoekster voldoende had afgewogen tegen de noodzaak van de sluiting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1659 OPIUMW VV

uitspraak van 17 april 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. R.A.H. van Huijgevoort,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 februari 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning met bijbehorend erf aan de [adres] te [woonplaats] (de woning) voor een periode van zes maanden. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 3 april 2023. Verzoekster is verschenen, vergezeld van een vriend, [naam vriend] , en bijgestaan door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G. Dellevoet.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1.
Feiten
Verzoekster is eigenaresse van de woning en zij staat als enige bewoonster van de woning ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens (BRP).
Middels de bestuurlijke rapportage van de politie van 21 december 2022 en twee processen-verbaal van 27 november 2022 en 6 december 2022 is de burgemeester op de hoogte gesteld van een melding via Meld Misdaad Anoniem (MMA-melding) en de daarop gevolgde doorzoeking van de woning op 26 november 2022. Uit de politie-informatie blijkt dat op een zolderkamer van de woning de volgende middelen zijn aangetroffen: 4,5 kg droge henneptoppen, 1,775 kg amfetaminepasta en een blok hasj van 43 gram. Daarnaast zijn op een tafel een weegschaal en een mes aangetroffen, en in de ruimte ook zwarte seal-bags.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester in de brief van 27 december 2022 aan verzoekster zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning met bijbehorend erf te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoekster heeft tegen het voornemen van de burgemeester een zienswijze kenbaar gemaakt.
De burgemeester heeft verzoekster bij het bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning met bijbehorend erf te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van zes maanden met ingang van 14 maart 2023 (11:00 uur).
Verzoekster heeft bij brief van 3 maart 2023 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Namens de burgemeester heeft gemachtigde Dellevoet telefonisch en bij brief van 10 maart 2023 toegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.
Gronden
Verzoekster voert primair aan dat het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel is genomen. Zij betwist dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van haar woning. Volgens verzoekster is sprake van bijzondere omstandigheden (het ontbreken van verwijtbaarheid bij verzoekster, geen noodzaak tot sluiting van de woning en de zwaarwegende persoonlijke belangen van verzoekster) die maken dat de gevolgen van de sluiting onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid van de burgemeester te dienen doelen. De burgemeester kan volstaan met een minder ingrijpende maatregel, namelijk een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing voor de duur van twee jaar.
Subsidiair vraagt verzoekster om de sluitingstermijn te verkorten, gelet op het ontbreken van de verwijtbaarheid en haar zwaarwegende persoonlijke (medische) belangen.
3.
Wettelijk kader
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4.
Beoordeling
4.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Bevoegdheid van de burgemeester4.2 De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram hennep of meer dan 0,5 gram amfetamine de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
4.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning 4,5 kg droge henneptoppen, 1,775 kg amfetaminepasta en 43 gram hasj is aangetroffen. Hennep en hasjiesj zijn middelen als bedoeld in lijst II en amfetamine is een middel als bedoeld in lijst I. De burgemeester mocht er gelet op de hoeveelheden vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor drugshandel.
4.4
Verzoekster heeft in haar bezwaarschrift niet betwist dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten. Haar gronden tegen het bestreden besluit zien op de toepassing van deze bevoegdheid.
Toepassing van de bevoegdheid
4.5
De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of en op welke wijze hij van die bevoegdheid gebruik maakt. De burgemeester heeft daartoe de Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet vastgesteld (de beleidsregels).
4.6
Het bestreden besluit is conform de beleidsregels: een sluiting voor de duur van zes maanden bij deze eerste constatering, omdat meer dan 1000 gram harddrugs is gevonden en daarnaast nog een grote hoeveelheid softdrugs. Gelet daarop is sprake van een zeer ernstig geval als bedoeld in de beleidsregels.
4.7
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op
zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht kan vormen - dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. [2]
4.8
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester terecht tot sluiting van de woning met bijbehorend erf heeft besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 februari 2022. [3] De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de ABRvS.
Geschiktheid
4.9
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning en bijbehorend erf een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel en het (verder) voorkomen van overtredingen in of vanuit de woning, risico’s voor omwonenden weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.
Noodzakelijkheid
4.1
Verzoekster stelt dat er geen noodzaak is tot sluiting van de woning. Uit het dossier is niet gebleken dat ooit feitelijk vanuit de woning in hard- of softdrugs zou zijn gehandeld en evenmin van enige aanloop naar de woning of van overlastmeldingen. Ook zijn geen gripzakjes, contant geld of administratie aangetroffen. De zoon van verzoekster heeft verklaard dat hij de aangetroffen drugs op 25 november 2022 in de avond in de woning heeft gebracht en ze op 26 november 2022 weer uit de woning zou halen. Verzoekster had hier geen wetenschap of vermoedens van, omdat zij ziek op bed lag. De risico’s voor aanwezigheid van drugs zijn inmiddels niet meer aanwezig, want de zoon heeft geen sleutel van de woning meer.
4.11
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Een sluiting van meer dan zes maanden kan onevenredig zijn als er geen aanwijzingen voor drugshandel vanuit de woning zijn. Niettemin kan een sluiting noodzakelijk zijn door andere omstandigheden. Dit kan zich voordoen bij recidive, handel in harddrugs of ligging van de woning in een kwetsbare wijk. [4]
4.12
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de sluiting voor de duur van zes maanden noodzakelijk is. De burgemeester had niet met een minder ingrijpend middel hoeven volstaan. De burgemeester heeft daar terecht bij in aanmerking genomen dat een enorm grote hoeveelheid soft- én harddrugs (meer dan 1000 gram) is aangetroffen en dat de woning is gelegen in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Daarnaast heeft de burgemeester in het bestreden besluit gesteld, en verzoekster heeft dit niet betwist, dat in 2014 een op dat moment niet meer in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen in de woning, die ook toen al in eigendom was van verzoekster. Zoals uit rechtspraak van de ABRvS volgt, maken deze omstandigheden de noodzaak tot sluiting van de woning groter. Verzoekster heeft slechts gesteld dat uit het dossier niet blijkt van handel of verkoop in dan wel overlast van drugs, maar heeft dit niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werd verhandeld, gezien de grote hoeveelheid hard- en softdrugs en omdat in de zolderkamer attributen zijn aangetroffen die relateren aan drugshandel, zoals een weegschaal, hennepresten, een hasjblok en een mes, en zwarte en doorzichtige seal-bags/strijkzakken (verpakkingsmateriaal). [5] Van een zichtbare tijdelijke sluiting gaat - zoals de burgemeester terecht schrijft in het bestreden besluit - een sterke signaalfunctie uit die naast een preventieve werking ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Aan de drugscriminelen wordt immers het signaal afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in en bij woningen. Daarnaast wordt voor drugsgebruikers en -criminelen duidelijk dat in of bij de woning geen drugs aanwezig zijn en er dus niets meer te halen valt. Daardoor wordt de rust rondom de woning voor de omgeving hersteld en worden de risico’s voor omwonenden weggenomen. Aan buurtbewoners wordt gelijktijdig het signaal afgegeven dat de overheid serieus omgaat met hun meldingen en hierop acteert, waardoor het vertrouwen en de meldingsbereidheid toenemen. Voornoemde doelstellingen kunnen niet worden bereikt als de tijdelijke sluiting geen doorgang kan vinden. De enkele stelling van verzoekster dat de risico’s voor herhaling zijn weggenomen, omdat haar zoon geen sleutel meer heeft van haar woning, ontneemt niet de noodzaak van sluiting. Uit de Opiumwet en de voor de invulling van deze bevoegdheid geformuleerde beleidsregels volgt dat de maatregel een herstelsanctie is die ziet op de woning en de bekendheid van deze woning als drugspand en in het drugscircuit, en in mindere mate op de bij de drugs betrokken persoon. [6] De burgemeester stelt terecht dat een minder ingrijpende maatregel de sluiting niet kan vervangen.
Evenwichtigheid
4.13
De burgemeester kon dus oordelen dat sluiting van het pand noodzakelijk was. Maar dan moet hij nog wel nagaan of de sluiting ook evenwichtig is. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate waarin de drugshandel aan de bewoners kan worden verweten. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner afwegen tegen de redenen voor sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [7]
4.14
Verzoekster stelt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt, omdat zij niets wist van de aanwezigheid van verdovende middelen en daar ook redelijkerwijs geen vermoeden van kon hebben. Niet zij, maar haar zoon is verantwoordelijk voor de aangetroffen drugs. Zij wenst zich uitdrukkelijk te distantiëren van de verdovende middelen en de daaraan gerelateerde voorwerpen. Ook blijkt uit de stukken niet van enige levering of verkoop van drugs vanuit de woning. Verzoekster voert daarnaast aan dat sprake is van bijzondere zwaarwegende persoonlijke omstandigheden. Als gevolg van verschillende traumatische ervaringen (een arbeidsconflict en het overlijden van haar partner) lijdt verzoekster sinds 2018 aan depressies. Zij wijst naar een overzicht van haar huisarts, waarin omschreven staat dat de dreigende uithuiszetting stress en hartkloppingen heeft veroorzaakt, waarvoor medicatie is voorgeschreven. Een daadwerkelijke sluiting van haar woning zal volgens verzoekster een negatieve uitwerking op haar gezondheid hebben. Daarnaast is verzoekster financieel afhankelijk van haar WIA-uitkering en was zij net gestart met een werk-fit traject bij het UWV in de hoop weer (deels) toe te kunnen treden tot de arbeidsmarkt. Ook geeft verzoekster aan dat zij niet de financiële middelen heeft om tijdelijk andere woonruimte te betalen en dat zij daarom genoodzaakt zal zijn in haar auto te slapen.
4.15
De voorzieningenrechter overweegt dat uit vaste rechtspraak van de ABRvS volgt dat een bewoner geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, als hij niet op de hoogte kon zijn van in zijn woning aangetroffen drugs. [8] Die situatie doet zich in deze zaak echter niet voor. Verzoekster is als eigenaresse zelf verantwoordelijk voor wat er in haar woning gebeurt en dient daar ook op te letten. In dit geval had verzoekster extra alert moeten zijn, gelet op de eerder in de woning aangetroffen (voorbereidingshandelingen voor een) hennepkwekerij en de eerdere drugs-gerelateerde omstandigheden rondom haar zoon, die met een eigen sleutel vrij toegang had tot haar woning. De enkele stelling dat zij niets wist van de aanwezige drugs, is daarom onvoldoende om aan te nemen dat zij niet op de hoogte was of kon zijn van de drugs. Daarbij komt dat de voorzieningenrechter, evenals de burgemeester, de verklaring van de zoon van verzoekster niet aannemelijk acht, dat de drugs gedurende slechts één dag aanwezig waren in de woning.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid en leidt niet tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is. [9] Als verzoekster tijdelijk in een andere woning verblijft, zelfs in een andere gemeente, dan brengt dit geen verandering in haar recht op haar WIA-uitkering en haar mogelijkheden om door te gaan met het inmiddels ingezette werk-fit traject bij het UWV. Dat een dreigende sluiting van haar woning bij verzoekster stress en hartkloppingen veroorzaakt en dat haar huisarts daarvoor medicatie heeft voorgeschreven, maakt nog niet dat de woningsluiting voor haar zodanige gevolgen heeft dat de burgemeester daaraan meer gewicht had dienen toe te kennen dan hij heeft gedaan. Uit het overzicht van de huisarts kan namelijk worden opgemaakt dat verzoekster eerder last had van depressie en dat dit (mede) gerelateerd was aan een arbeidsconflict en het overlijden van haar partner. Uit het overzicht blijkt niet dat verzoekster dusdanige psychische klachten heeft dat zij (langdurig) onder behandeling van een psycholoog en/of psychiater staat, noch dat haar psychische klachten ervoor zorgen dat zij een bijzondere binding met haar woning heeft. Dit wordt bevestigd door de verklaring van verzoekster ter zitting, dat zij momenteel (slechts) wordt begeleid door de praktijkondersteuner van de huisarts. Daaruit volgt dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar psychische klachten dusdanig zijn dat zij nopen tot afwijking van het beleid. [10] Tevens is van belang dat verzoekster na de sluiting weer terug kan keren naar haar eigen woning. Haar stelling dat zij niet bij iemand binnen haar netwerk kan verblijven en dat zij geen financiële middelen heeft om tijdelijke woonruimte te betalen, kan zonder onderbouwende bewijsstukken niet worden gevolgd.
Al deze omstandigheden leiden ertoe dat geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de burgemeester niet heeft kunnen overwegen dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
6.
Duur van de sluiting
6.1
Verzoekster verzoekt subsidiair de sluitingstermijn te bekorten.
6.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op juiste gronden heeft besloten het pand voor de duur van zes maanden te sluiten. Deze termijn is in overeenstemming met de beleidsregels, omdat de termijn gelet op de geconstateerde forse hoeveelheid aangetroffen hard- en softdrugs nodig is om de onder het kopje ‘geschiktheid’ te bewerkstelligen doeleinden te realiseren.
7.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen. Dit betekent dat de burgemeester drie dagen na de verzending van deze uitspraak uitvoering mag geven aan het bestreden besluit, waarin verzoekster wordt gelast om de woning met bijbehorend erf te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van zes maanden.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 17 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Wettelijk kader

Opiumwet
De burgemeester is ingevolge artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Hennep en hasjiesj staan vermeld op lijst II en amfetamine staan vermeld op lijst I.
Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet (Beleidsregels)
Handelshoeveelheid
In geval van een hoeveelheid van > 5 hennepplanten/-stekken wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is in dat geval geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Een hoeveelheid van > 30 gram hennep of hasjiesj brengt het risico van overdraagbaarheid met zich mee. Vanaf 30 gram hennep/hasjiesj is er sprake van een handelshoeveelheid drugs.
In geval van harddrugs wordt 1 tablet c.q. 1 pil c.q. 1 ampul c.q. 1 gemiddelde consumptie-eenheid gelijkgesteld met 0,5 gram.
De voornoemde hoeveelheden worden in deze beleidsregel in ieder geval beschouwd als een handelshoeveelheid drugs, bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. Deze opsomming is niet limitatief.
Sluitingsduur
Woningen en/of bij woningen behorende erven worden gesloten in de volgende gevallen:
- harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, is sprake van een ernstig geval en volgt bij een 1ste constatering een sluiting van
3 maanden. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van
6 maanden. Bij een 3de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de tweede constatering, vindt er een sluiting van
12 maandenplaats. Bij een 4de constatering van overtreding van de Opiumwet binnen vijf jaar na de derde constatering, vindt er een sluiting van
24 maandenplaats. Bij een 5de constatering van de Opiumwet binnen vijf jaar na de vierde constatering, vindt er een sluiting voor
onbepaalde tijdplaats.
Overtreding
Sluiting
In een woning (en/of op bijbehorende erven) wordt harddrugs aangetroffen met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram
1ste constatering: 3 maanden sluiting
2de constatering: 6 maanden sluiting
3de constatering: 12 maanden sluiting
4de constatering: 24 maanden sluiting
5de constatering: sluiting voor onbepaalde tijd
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een hoeveelheid van > 1000 gram en/of > 2000 pillen is er sprake van een
zeer ernstig gevalwaarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de of volgende constatering.
-
harddrugs in woningen en/of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie
Woningcorporaties verhuren voornamelijk woningen onder de liberalisatiegrens (sociale huurwoningen). Deze woningen zijn schaars en de wachtlijsten hiervoor zijn lang. Het is in het belang van de gemeente Tilburg om te zorgen voor voldoende aanbod van sociale huurwoningen voor haar inwoners. Het sluiten van woningen heeft consequenties voor de beschikbaarheid daarvan.
Om deze consequenties te beperken en gezien de bijzondere positie van woningcorporaties bij de behartiging van het belang van volkshuisvesting, geldt voor woningen en/of bij woningen behorende erven in eigendom van woningcorporaties een beperkte sluitingstermijn.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven in eigendom van een woningcorporatie:
- drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram, en/of;
- ( een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn;
is sprake van een
ernstig gevalen volgt bij een 1ste constatering een sluiting van 1 maand.
Bij een volgende constatering
(recidive)of in
zeer ernstige gevallen(zoals omschreven onder de twee voorgaande tabellen) is deze uitzondering niet van toepassing en wordt het reguliere beleid gevolgd.

Voetnoten

1.Zie o.a.: ABRvS 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2799, r.o. 3.1 en ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2540, r.o. 5.
2.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.2.
3.Zie onder andere ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
4.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.1.
5.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.6.
6.ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3502, r.o. 5.2.
7.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.3.
8.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856, r.o. 3.4.
9.ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630, r.o. 5.5.
10.ABRvS 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4293, r.o. 4.2.