ECLI:NL:RBZWB:2023:3611

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
10253770 AZ VERZ 22-78 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet wegens onvoldoende onderbouwing door werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker01] tegen Cleanprofs B.V. Het verzoek betreft de vernietiging van een ontslag op staande voet dat door Cleanprofs is gegeven op 24 oktober 2022. De werkgever stelde dat [verzoeker01] zich op 20 oktober 2022 agressief en intimiderend had gedragen tegenover collega's, maar de kantonrechter oordeelde dat deze beschuldigingen onvoldoende waren onderbouwd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 december 2022 werd ingediend, en na een mondelinge behandeling op 4 mei 2023, waarin beide partijen hun standpunten naar voren brachten, concludeerde de kantonrechter dat het ontslag niet rechtsgeldig was. De kantonrechter oordeelde dat Cleanprofs niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, en dat de werkgever niet had voldaan aan de bewijslast. Het verzoek van [verzoeker01] om het ontslag te vernietigen werd toegewezen, en Cleanprofs werd veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, vakantiedagen, een transitievergoeding en proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever verantwoordelijk is voor het tijdig en correct betalen van het loon, en dat de wettelijke verhoging voor achterstallig loon gematigd werd tot 30% vanwege de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer / rekestnummer: 10253770 \ AZ VERZ 22-78
Beschikking van 4 mei 2023
in de zaak van
[verzoeker01],
te [plaats01] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker01] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Voogt,
toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand onder [nummer01] ,
tegen
CLEANPROFS B.V.,
te Voorburg,
verwerende partij,
hierna te noemen: Cleanprofs,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 23 december 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties;
- het aanvullende verzoekschrift met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de op 4 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling was aanvankelijk gepland op 10 maart 2023 maar heeft vanwege verhindering aan de zijde van Cleanprofs geen doorgang gevonden, waarna een nieuwe datum voor de mondelinge behandeling is bepaald op 6 april 2023. Tijdens deze zitting zijn verschenen [verzoeker01] in persoon, bijgestaan door mr. Voogt voornoemd en namens Cleanprofs de heer [naam01] en de heer [naam02] (beide vestigingsmanagers). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

De kantonrechter stelt de volgende feiten vast:
- [verzoeker01] is op 15 augustus 2022 in dienst getreden bij Cleanprofs in de functie van Medewerker Algemeen Schoonmaakonderhoud 1 op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 38 uur per week met een salaris van € 2.150,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en emolumenten
- Op de arbeidsovereenkomst is de cao Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing (hierna: de cao)
- Artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“De Werkgever kent aan de Werknemer een reiskostenvergoeding toe inzake woon- en werkverkeer en zakelijk verkeer op basis van kilometers of openbaar vervoer”.
- [verzoeker01] is bij brief van 24 oktober 2022 van Cleanprofs op staande voet ontslagen. Deze brief vermeldt – voor zover hier relevant – het volgende:
“Bij deze delen wij u mede dat u hierbij met onmiddellijke ingang op staande voet bent ontslagen wegens het bedreigen/intimideren alsook het onheus bejegenen van medewerkers van werkgever gedurende werktijd, welke gedragingen tezamen maar ook individueel een dringende reden vormen waardoor van uw werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de dienstbetrekking met u te laten voortduren. Daarnaast heeft u, nadat u op voornoemd gedrag bent aangesproken, volhard in uw bedreigingen en intimidaties. Ten gevolge hiervan is de veiligheid van uw werkgever, uw naaste collega’s alsook de (potentiële) klanten van uw werkgever in het geding.
(…)
Meer specifiek heeft u zich gedurende het voornoemde voorval, d.d. 20 oktober 2022, agressief en handtastelijk gedragen jegens een medewerker van werkgever, waarbij u de medewerker agressief, bedreigend en intimiderend benaderde en toesprak en u uiteindelijk deze medewerker in zijn gezicht heeft geduwd/geslagen. Dit voorval gebeurde op de openbare weg. Later bij aankomst op de vestiging waar u werkzaam bent, heeft u een andere medewerker van uw werkgever bedreigd, althans een bedreigd gevoel gegeven.”
- Artikel 16 van de cao luidt als volgt:
EINDEJAARSUITKERING

1. Er wordt een eindejaarsuitkering uitbetaald door de werkgever. De werknemer komt in aanmerking voor de eindejaarsuitkering, als de werknemer op 31 december van het kalenderjaar (of bij einde dienstverband) ten minste 6 maanden onafgebroken in dienst is bij een werkgever.

2. De eindejaarsuitkering bedraagt 4,5% in 2022, 4,75% in 2023 en 5% in 2024 en wordt berekend over het bruto-inkomen in de referteperiode.

3. Onder bruto-inkomen wordt hier verstaan: het in de referteperiode door de werknemer bij de werkgever verdiende loon inclusief alle toeslagen met uitzondering van de vakantietoeslag en VET.

4. De eindejaarsuitkering wordt betaald vóór 15 december van het jaar. Dit met inachtneming van de leden 5 en 7 van dit artikel.

5. De eindejaarsuitkering wordt berekend over het bruto-inkomen in de referteperiode. Onder referteperiode wordt hier verstaan:

a. Bij betaling van het loon per maand De verdiensten op basis van het uurloon in de maanden januari tot en met november gedeeld door 11 en vervolgens vermenigvuldigd met 12
b. Bij betaling van het loon per 4 weken De verdienste op basis van het uurloon in de loonperioden 1 tot en met 12 gedeeld door 12 en vervolgens vermenigvuldigd met 13.

6. Bij einde dienstverband bij een werkgever of bij contractswisseling gedurende de referteperiode wordt de eindejaarsuitkering, berekend over het tot dan toe in de referteperiode verdiende bruto-inkomen, direct uitbetaald door de werkgever aan de werknemer.

- Artikel 31 van de cao bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende:
“De werkgever betaalt de werknemer vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 104 weken het loon volgens onderstaand schema:
Duur dienstverband Percentage van het dagloon
< 6 maanden 70%, ten minste het wettelijk minimumloon
Tussen 6 maanden en 2 jaar 90%
> 2 jaar 100% (of 90% na 52 weken volgens artikel 31 lid 3 CAO)
- [verzoeker01] heeft bij brief van zijn gemachtigde van 29 november 2022 geprotesteerd tegen het gegeven ontslag op staande voet.
- Bij e-mail van 6 december 2022 aan de gemachtigde van [verzoeker01] heeft mevrouw [naam03] schriftelijk het volgende verklaard:
“Zoals met u besproken leg ik graag een verklaring af over een incident met 2 medewerkers van cleanprofs wat zich bij mij in de straat afspeelde.
Op donderdag 20 oktober rond 17.00 uur ging wilde ik met mijn zoon de auto in stappen toen ik op de hoek van de straat 2 mannen hoorde schreeuwen. Ik bleef even staan en zag toen dat één man (die later de voorman bleek te zijn) de andere man (die zich later voorstelde als [verzoeker01] ) vast pakte. Hierop gaf [verzoeker01] de man een duw met de woorden, blijf van me af.
Omdat ik bang was dat het uit zou lopen op een vechtpartij ben ik tussen beide heren gesprongen.
De voorman bleef schreeuwen tegen [verzoeker01] en ik heb me gericht tot [verzoeker01] . Heb geprobeerd om op hem in te praten en rustig te krijgen. Na een minuut of vijf was ik goed met hem in gesprek waarbij ik aangaf dat het verstandiger was om naar de zaak te rijden en het niet hier op straat op te lossen. Echter gedurende mijn gesprek, bleef de voorman terug komen en opnieuw schreeuwen. Waarop ook iedere keer een reactie van [verzoeker01] kwam.
Dit heeft zich een tijdje herhaald.
Ik heb de voorman ook gevraagd om in zijn auto te gaan zitten en tot rust te komen. Echter kreeg ik daarop het antwoord dat hij zich door mij niet liet vertellen wat hij moest doen en dat hij de voorman was.
Ik heb hem aangegeven dat ik dan juist zou verwachten dat hij zijn rust zou bewaren.
Meneer was niet ontvankelijk voor de hulp die ik eraan wilde bieden. Terwijl het in mijn optiek uit de hand was gelopen als ik er iet tussen was gekomen.
Ondertussen was [verzoeker01] weer uit zijn auto gekomen en gaf meermaals aan dat hij met respect toegesproken wilde worden en ze het er dan over konden hebben. Dat hij ook respect heeft voor anderen.
Een andere collega die aanwezig was heeft zich er niet mee bemoeid en is op de bijrijders stoel gaan zitten.
Hierop is de voorman in de auto gaan zitten. Heeft het bedrijf gebeld op speaker (wat duidelijk hoorbaar was op straat) en heeft daar aangegeven dat hij eiste dat [verzoeker01] op staande voet zou worden ontslagen.
In mijn beleving was het olie op het vuur gooien en provoceren. Ik heb opnieuw met [verzoeker01] gesproken, hem wat tot rust kunnen brengen. Hij is hierop in de auto gaan zitten.
Een andere buurtbewoner kwam toen ook naar de auto en gaf ook aan (net als ik) dat hij beter de verstandigste kon zijn en dit gesprek in rust op kantoor kon voeren.
Ik heb nog gecheckt of hij rustig aan het verkeer deel kon nemen. Hij was rustig en bedankte mij voor mijn hulp.
Ik heb geen idee wat er aan vooraf is gegaan, maar de manier waarop [verzoeker01] op dat moment behandeld en benaderd werd door iemand met een hogere rang vond ik provocerend en niet helpend. Om die reden heb ik hem aangeboden dat hij mij op mocht zoeken als het bedrijf open stond voor mijn kant van het verhaal.
Echter heeft niemand van cleanprofs mij in de periode daarna benaderd.”

3.Het verzoek

3.1
[verzoeker01] verzoekt – na aanvulling – de kantonrechter:
- primair het door Cleanprofs gegeven ontslag op staande voet te vernietigen en Cleanprofs te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] , onder gelijktijdige overlegging van deugdelijke salarisspecificaties, van de navolgende bedragen:
I. het achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag over oktober 2022 ter hoogte van € 823,52 bruto;
II. het achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag over de periode 1 november 2022 tot en met 14 februari 2023 ter hoogte van € 9.072,00 bruto;
III. de wettelijke verhoging over het achterstallig salaris ter hoogte van € 4.947,76 bruto;
IV. een bedrag van € 952,19 bruto ter zake van de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen;
V. de wettelijke verhoging over de vakantiedagen ter hoogte van € 476,10 bruto;
VI. de reiskostenvergoeding ter hoogte van € 520,02 netto;
VII. de transitievergoeding ter hoogte van € 432,00 bruto;
VIII. de eindejaarsuitkering over 2022 inclusief wettelijke verhoging ter hoogte van € 703,14 bruto;
IX. de eindejaarsuitkering over 2023 inclusief wettelijke verhoging ter hoogte van € 256,50 bruto;
X. de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.157,77 inclusief btw;
Althans in goede justitie te betalen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan het moment der algehele voldoening;
- subsidiair, namelijk in geval de opzegging niet zal worden vernietigd, Cleanprofs te veroordelen tot betaling van de wettelijke transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente;
- zowel primair als subsidiair Cleanprofs te veroordelen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verzoeker01] , inclusief salaris voor de gemachtigde en de nakosten.
3.2
Cleanprofs heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker01] en geconcludeerd dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
3.3
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
[verzoeker01] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst (in de visie van Cleanprofs) is geëindigd.
4.2
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 1 BW is ieder der partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Niet in geschil is dat Cleanprofs de arbeidsovereenkomst op 24 oktober 2022 onverwijld heeft opgezegd en dat zij de reden van het ontslag onverwijld aan [verzoeker01] heeft medegedeeld. Ter discussie staat of sprake is van een dringende reden voor het op 24 oktober 2022 gegeven ontslag op staande voet.
4.3
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 12 februari 1999 ECLI:NL:HR:1999:ZC2849) moeten bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
4.4
Voor de beoordeling van de vraag of het door Cleanprofs gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker01] opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 24 oktober 2022 (de ontslagbrief) maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Op de overige tijdens de zitting nog aangehaalde redenen voor het ontslag wordt dan ook niet ingegaan.
4.5
In de ontslagbrief is als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangevoerd dat op 20 oktober 2022 twee ernstige voorvallen hebben plaatsgevonden, waarbij [verzoeker01] collega’s heeft geïntimideerd. Meer specifiek wordt [verzoeker01] verweten dat hij zich gedurende het voorval op 20 oktober 2022 agressief en handtastelijk heeft gedragen jegens een medewerker, waarbij [verzoeker01] de medewerker agressief, bedreigend en intimiderend benaderde en toesprak en [verzoeker01] de medewerker uiteindelijk in zijn gezicht heeft geduwd of geslagen. Later bij aankomst op de vestiging heeft [verzoeker01] een andere medewerker bedreigd, althans een bedreigend gevoel gegeven.
4.6
Vaststaat dat [verzoeker01] op 20 oktober 2022 zijn leidinggevende ( [naam04] ) heeft gebeld in verband met problemen die [verzoeker01] ondervond tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden, waarop [naam04] ter plaatse is gekomen. Vaststaat voorts dat er een getuige is geweest van wat zich vervolgens heeft voorgedaan, welke getuige een schriftelijke verklaring heeft opgesteld, die als productie 6 in het geding is gebracht. De getuige verklaart dat zij 2 mannen ( [verzoeker01] en [naam04] ) hoorde schreeuwen en dat [naam04] [verzoeker01] vastpakte, waarop [verzoeker01] [naam04] van zich af heeft geduwd. Verder verklaart de getuige dat, nadat zij tussen beiden is gekomen, [naam04] bleef schreeuwen tegen [verzoeker01] en dat [verzoeker01] uiteindelijk op advies van de getuige in zijn auto is gaan zitten en is gekalmeerd. De kantonrechter oordeelt dat uit de getuigenverklaring onvoldoende blijkt dat [verzoeker01] zich agressief, handtastelijk en intimiderend jegens zijn collega ( [naam04] ) heeft gedragen en dat hij hem in zijn gezicht heeft geduwd en geslagen. In elk geval kan hetgeen is voorgevallen op 20 oktober 2022 tussen [verzoeker01] en [naam04] , gelet op de inhoud van de door de getuige gegeven verklaring, er niet toe leiden dat er sprake is geweest van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Uit de getuigenverklaring volgt immers dat het juist [naam04] was die [verzoeker01] heeft vastgepakt en hem intimiderend heeft toegesproken en dat [verzoeker01] in reactie daarop [naam04] van hem heeft weggeduwd. Deze handelwijze kan, onder voornoemde omstandigheden, niet worden gekwalificeerd als een dringende reden.
4.7
De bewijslast voor de dringende reden voor het ontslag op staande voet rust op degene die zich op de aanwezigheid van die dringende reden beroept, in dit geval Cleanprofs. Zoals overwogen blijkt de gestelde dringende reden onvoldoende uit de verklaring van de getuige. Cleanprofs heeft geen verklaringen in het geding gebracht, van bijvoorbeeld [naam04] of de collega die ook bij het voorval aanwezig was, die de verklaring van de getuige weerleggen. Aldus moet worden geoordeeld dat onvoldoende is komen vast te staan dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde dringende reden zich heeft voorgedaan. Cleanprofs heeft ter zake ook geen bewijsaanbod gedaan.
4.8
Hetzelfde geldt ten aanzien van het door Cleanprofs in haar ontslagbrief aan [verzoeker01] gemaakte verwijt dat hij op 20 oktober 2022 na het voorval met [naam04] , bij aankomst op kantoor een andere medewerker heeft bedreigd. Cleanprofs heeft geen enkele onderbouwing van deze stelling gegeven, terwijl [verzoeker01] het gestelde uitdrukkelijk heeft betwist.
De conclusie is dat het ontslag van 24 oktober 2022 niet rechtsgeldig is.
4.9
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het primaire verzoek van [verzoeker01] om vernietiging van dat ontslag worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. Herstel van de arbeidsovereenkomst is echter niet aan de orde, ook al omdat de einddatum van de arbeidsovereenkomst inmiddels in het verleden ligt.
4.1
Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst na 24 oktober 2022 blijven voortduren en heeft [verzoeker01] recht op loon. Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege met ingang van 15 februari 2023 is geëindigd, zodat het loon tot die datum verschuldigd is.
4.11
[verzoeker01] stelt dat hij tijdens ziekte te weinig loon betaald heeft gekregen, omdat hij gedurende die periode onder het minimum loon betaald heeft gekregen. De kantonrechter overweegt dat uit artikel 31 van de cao volgt dat de werkgever gedurende de eerste 6 maanden van arbeidsongeschiktheid van de werknemer 70% van het loon verschuldigd is, maar minimaal het wettelijk minimumloon. Cleanprofs heeft niet weersproken dat het minimumloon voor [verzoeker01] (21 jaar of ouder met een arbeidsduur van 38 uur per week) € 10,67 bedraagt. Uit de door [verzoeker01] overgelegde loonstrook van oktober 2022 volgt dat het loon over die maand is gebaseerd op een uurloon van € 9,14 bruto (70% van € 13,06 bruto). Dit betekent dat Cleanprofs over de maand oktober 2022 te weinig loon heeft betaald. Voor de berekening van het juiste bedrag aan loon moet daarnaast rekening worden gehouden met hetgeen in de hierna volgende rechtsoverwegingen wordt overwogen over de loonsverhoging vanaf 1 oktober 2022. [verzoeker01] heeft het bedrag berekend dat nog betaald moet worden over oktober 2022 en dit begroot op € 823,53 bruto (inclusief vakantietoeslag). Nu Cleanprofs geen verweer heeft gevoerd tegen de juistheid van deze berekening, zal laatstgenoemd bedrag worden toegewezen.
4.12
[verzoeker01] stelt dat vanaf oktober 2022 voor alle medewerkers van Cleanprofs een loonsverhoging van € 250,00 bruto is doorgevoerd, hetgeen betekent dat vanaf oktober 2022 zijn bruto maandsalaris € 2.400,- bedraagt. [verzoeker01] heeft tijdens de zitting ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar een brief van Cleanprofs van 4 oktober 2022. De gemachtigde van [verzoeker01] heeft de inhoud van de brief voorgelezen en de kantonrechter heeft tijdens de zitting geconstateerd dat in de brief een loonsverhoging van € 250,00 bruto wordt aangekondigd per 1 oktober 2022 voor werknemers die “fulltime en correct” aan het werk zijn. Cleanprofs heeft beaamd dat deze brief van haar afkomstig is en dat de brief aan alle medewerkers, waaronder [verzoeker01] , is verstuurd. Cleanprofs heeft echter aangevoerd dat [verzoeker01] geen aanspraak maakt op de loonsverhoging, omdat hij niet aan de daarvoor gestelde voorwaarde voldeed, nu hij zijn werkzaamheden niet correct uitvoerde. Cleanprofs heeft daartoe gesteld dat zij [verzoeker01] heeft aangesproken op het niet (correct) aftikken van bakken. [verzoeker01] heeft daarop ter zitting aangegeven dat hij inderdaad wel eens is aangesproken op het niet goed aftikken van de bakken, maar dat hij daar nadien op is gaan letten en hij dit punt heeft verbeterd en dat er gelet daarop niet kan worden gesproken van niet correct werken als bedoeld in de brief.
4.13
De kantonrechter overweegt dat in de brief van 4 oktober 2022 niet kenbaar wordt gemaakt wat “correct werken” precies inhoudt en in welke gevallen daarvan geen sprake is en op welke wijze dit door Cleanprofs wordt vastgesteld. Van Cleanprofs mag als goed werkgever worden verwacht dat, indien zij een loonsverhoging toekent met daaraan gekoppelde voorwaarden, zij aan haar medewerkers ook duidelijk kenbaar maakt wanneer al dan niet voldaan wordt aan die voorwaarden. Dat is in het onderhavige geval niet gebeurd. Uit de erkenning van [verzoeker01] dat hij wel eens is aangesproken op het zogenaamd aftikken van bakken, kan niet worden geconcludeerd dat [verzoeker01] niet correct aan het werk was, nu onduidelijk is wanneer dit is gebeurd en niet gebleken is dat hij daar nadien vaker op is aangesproken. Het had op de weg van Cleanprofs gelegen om, indien zij van mening was dat [verzoeker01] niet aan de voorwaarden voor loonsverhoging voldeed, dit aan hem kenbaar te maken. Vorenstaande leidt ertoe dat [verzoeker01] met ingang van 1 oktober 2022 aanspraak heeft op een loonsverhoging van € 250,- bruto per maand.
4.14
Gelet op het voorgaande zal het gevorderde loon over de periode van 1 november 2022 tot en met 14 februari 2023 ten bedrage van € 9.072,- bruto, inclusief vakantietoeslag worden toegewezen. De hierover verzochte wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid.
4.15
Het gevorderde bedrag van € 952,19 bruto ter zake van opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen zal worden toegewezen, nu Cleanprofs tijdens de zitting heeft erkend dat zij dit bedrag aan [verzoeker01] verschuldigd is. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 15 maart 2023.
4.16
Ten aanzien van de gevorderde eindejaarsuitkering oordeelt de kantonrechter als volgt. Op grond van artikel 16 van de cao komt de werknemer in aanmerking voor een eindejaarsuitkering, als de werknemer op 31 december van het kalenderjaar (of bij het einde dienstverband) ten minste 6 maanden onafgebroken in dienst is geweest bij een werkgever. Gelet op de datum van indiensttreding van [verzoeker01] op 15 augustus 2022 was [verzoeker01] op 31 december 2022 nog geen 6 maanden bij Cleanprofs in dienst, zodat hij over de periode van 15 augustus 2022 tot en met 31 december 2022 geen aanspraak heeft op een eindejaarsuitkering. De gemachtigde van [verzoeker01] heeft dit overigens tijdens de zitting ook beaamd. Gelet daarop is de gevorderde eindejaarsuitkering slechts toewijsbaar, voor zover deze ziet op de periode van 1 januari 2023 tot en met 14 februari 2023. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst was [verzoeker01] immers wel 6 maanden onafgebroken in dienst. Cleanprofs heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag van € 171,00 bruto, zodat dit bedrag wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 15 maart 2023.
4.17
Ingevolge artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de werkgever bij niet tijdige betaling van (uitsluitend) het loon een wettelijke verhoging verschuldigd. Vaststaat dat Cleanprofs een deel van het loon over oktober 2022 onbetaald heeft gelaten en dat zij na 24 oktober 2022 in het geheel geen loon meer heeft betaald. Tevens staat vast dat Cleanprofs het loon over de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen en de eindejaarsuitkering onbetaald heeft gelaten.
4.18
De kantonrechter overweegt dat de wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen. In dit geval heeft Cleanprofs het loon vanaf 1 oktober 2022 niet (geheel) voldaan, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat loon ook niet verschuldigd te zijn. De onjuistheid van die veronderstelling komt op zichzelf weliswaar voor rekening en risico van Cleanprofs, maar vormt wel een omstandigheid die aanleiding geeft om de wettelijke verhoging te matigen; zonder matiging zou de wettelijke verhoging uitwerken als een onevenredige sanctie op een onjuiste, maar (bezien vanuit de positie van Cleanprofs) op zichzelf niet onbegrijpelijke veronderstelling. Deze omstandigheid geeft aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot maximaal 30%. Dit komt neer op een bedrag van € 3.305,61 bruto.
4.19
De over het achterstallig loon en wettelijke verhoging verzochte wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid.
4.2
Ten aanzien van de gevorderde reiskostenvergoeding wordt het volgende overwogen.
Uit artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst volgt dat [verzoeker01] recht heeft op een reiskostenvergoeding inzake woon-werkverkeer en zakelijk verkeer op basis van kilometers of openbaar vervoer. Nu [verzoeker01] na 24 oktober 2022 niet meer voor Cleanprofs werkzaam is geweest en dus ook geen reiskosten heeft gemaakt als bedoeld in voornoemd artikel, ontbreekt de grondslag voor zijn vordering. Voor zover [verzoeker01] ter zitting heeft gesteld dat hij gedurende zijn dienstverband een vergoeding voor reiskosten ontving, ongeacht hoe hij naar het werk kwam, heeft te gelden dat [verzoeker01] deze stelling niet nader heeft onderbouwd, terwijl Cleanprofs deze stelling gemotiveerd heeft weersproken. Gelet daarop wordt de gevorderde reiskostenvergoeding afgewezen.
4.21
Op grond van artikel 7:673 lid 1 BW is de transitievergoeding verschuldigd als de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is geëindigd of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op initiatief van de werkgever niet is voortgezet.
[verzoeker01] had een arbeidsovereenkomst die op 14 februari 2023 zou eindigen. Dat [verzoeker01] niet op een verlenging van de arbeidsovereenkomst hoefde te rekenen, ligt al wel besloten in de door Cleanprofs ter zitting geuite onvrede over [verzoeker01] .
In dat licht heeft [verzoeker01] recht op uitbetaling van de transitievergoeding. [verzoeker01] heeft deze vergoeding gesteld op een bedrag van € 432,00 bruto en Cleanprofs heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van dit bedrag, zodat dit bedrag wordt toegewezen.
Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 15 maart 2023.
4.22
Ook de door [verzoeker01] gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.157 zijn toewijsbaar. Daartoe wordt overwogen dat [verzoeker01] heeft gesteld (en ook uit productie 5 bij het verzoekschrift blijkt) dat er daadwerkelijke buitengerechtelijke werkzaamheden aan de zijde van [verzoeker01] zijn verricht, terwijl uit het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1405) blijkt dat voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten de aard en omvang van de verrichte incassowerkzaamheden niet relevant zijn. Gelet op de ter zake geldende tarieven zijn de door [verzoeker01] gevorderde buitengerechtelijke kosten ook niet bovenmatig te noemen.
De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 23 december 2022.
4.23
De verzochte overlegging van deugdelijke salarisspecificaties is als door Cleanprofs onweersproken eveneens toewijsbaar.
4.24
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Cleanprofs worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [verzoeker01] , alsmede in de nakosten, als hierna te melden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het ontslag op staande voet;
veroordeelt Cleanprofs, onder gelijktijdige overlegging van deugdelijke salarisspecificaties, tot betaling aan de [verzoeker01] van:
- het achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag over oktober 2022 ter hoogte van € 823,52 bruto;
- het achterstallig salaris inclusief vakantietoeslag over de periode 1 november 2022 tot en met 14 februari 2023 ter hoogte van € 9.072,00 bruto;
- een bedrag van € 952,19 bruto ter zake van de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen;
- de eindejaarsuitkering over 2023 ter hoogte van € 171,00 bruto;
- de wettelijke rente over voornoemde bedragen, telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van die bedragen tot aan de dag van algehele betaling;
- de wettelijke verhoging over voornoemde bedragen ter hoogte van € 3.305,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling;
- de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.157,77;
veroordeelt Cleanprofs om aan [verzoeker01] een transitievergoeding te betalen van € 432,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 maart 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt Cleanprofs tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker01] tot en met vandaag vaststelt op € 1.037,00, te weten:
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 793,00;
veroordeelt Cleanprofs tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover [verzoeker01] daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van deze beschikking heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van de beschikking;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Ebben, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.