3.5.De rechtbank stelt vast dat uit de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en de bestuurlijke rapportage blijkt dat in het pand verschillende goederen aangetroffen zijn. De aangetroffen voorwerpen en stoffen zijn op zichzelf bezien legaal. De burgemeester heeft zich op grond van de bevindingen uit de processen-verbaal en de bestuurlijke rapportages echter redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat van de in het pand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat deze bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerijen. Daarvoor is het volgende van belang.
Uit het proces-verbaal van 7 december 2020 en de bestuurlijke rapportage blijkt dat voor de teelt van hennep tien hoofdbestanddelen noodzakelijk zijn om te komen tot een succesvolle teelt. Van tien hoofdbestanddelen zijn (vele) goederen aangetroffen in het pand waar eiseres is gevestigd. Het gaat dan om diverse assimilatielampen, transformatoren, trafocontrollers, diverse PH-meters, grote en kleine dompelpompen, grote hoeveelheid vijverfolie, watervaten, waterprooftesters, diverse rollen plasticfolie, isolatiemateriaal, droognetten, een kweektent, luchtslangen, diverse koppelingen, grote hoeveelheid ventilatoren, diverse elektrische kachels, diverse thermostaten, een fancontroller, opticlimates, tijdschakelaren, luchtbevochtigers, waterverwarmingsapparatuur, een voorschakelaar, een lamp, een frequentiecontroller, een climate control, een grote hoeveelheid potgrond, een grote hoeveelheid steenwolblokken, een grote hoeveelheid groei- en bloeimiddelen, een grote hoeveelheid bestrijdingsmiddelen, een grote hoeveelheid bloem- en kweekpotten, een grote hoeveelheid stekpluggen, diverse droogrekken en diverse dozen met strijkzakken. Tijdens de zitting heeft de eiseres betoogd dat de lijst met goederen onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres dit standpunt niet heeft onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens. Ook het feit dat eiseres niet wist dat dit gebruikt werd voor bedrijfs- of beroepsmatige of grootschalige hennepteelt heeft eiseres op geen enkele manier onderbouwd. Daar komt naar oordeel van de rechtbank ook bij dat er in 2018 ook soortgelijke hennepteelt gerelateerde goederen zijn aangetroffen in het pand. Eiseres is toen met een bewustmakingsbrief hiervan op de hoogte gesteld. Eiseres was dus op de hoogte van het feit dat deze goederen ook (veel) voor hennepteelt worden gebruikt. De rechtbank merkt ook op dat dat het niet gaat om enkele goederen, maar om veel goederen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat het niet alleen gaat om de aanwezigheid van deze goederen, maar ook om de verklaringen van klanten die in de winkel aanwezig waren. Deze klachten hadden een hennep-verleden. Zij hebben verklaard dat zij bij eiseres goederen kopen om hennep te kweken. Ook blijkt uit de processen-verbaal dat de eigenaar, [vertegenwoordiger eiseres] , tijdens de controle op 23 juni 2020 ongevraagd en uit eigen wil aan de politie heeft verklaard dat hij wel eens goederen heeft verkochten aan personen die deze spullen gebruikte voor het kweken van hennep. Eiseres werd op internetsites in verband gebracht met hennepteelt. Uit administratie bleek dat eiseres op grote hoeveelheid goederen heeft ingekocht bij bedrijven of growshops die bekend staan om de verkoop van hennep gerelateerde goederen. Dat de burgemeester ook heeft betoogd dat de eigenaar ook strafrechtelijk wordt vervolgd, moet naar oordeel van de rechtbank buiten beschouwing worden gelaten. De bestuurlijke procedure om tot sluiting over te gaan staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen.
Toepassing van de bevoegdheid
4. Vervolgens is de vraag of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid. Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie, zoals omschreven in het artikel, maar in een mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij dat doet. De rechtbank dient de invulling van die bevoegdheid met enige terughoudendheid te toetsen.
Vaststaat dat de burgemeester ten tijde van het opleggen van het primaire besluit geen beleid had vastgesteld met betrekking tot het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet. Dit doet echter niet af aan de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, omdat dit artikel niet tot vaststelling van beleidsregels verplicht. Wel dient de burgemeester bij toepassing van zijn bevoegdheid deugdelijk te motiveren waarom hij daartoe heeft besloten.