ECLI:NL:RBZWB:2023:382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4513
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de sluiting van een pand op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2023 wordt het beroep van eiseres tegen de sluiting van haar pand voor de duur van zes maanden beoordeeld. De burgemeester van Breda had op 31 maart 2021 besloten het pand te sluiten vanwege de aanwezigheid van hennep gerelateerde goederen. Eiseres, een bloemen- en tuinwinkel, maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar deels gegrond en handhaafde het primaire besluit. Eiseres stelde dat zij geen wetenschap had van de hennep gerelateerde activiteiten en dat de sluiting onterecht was.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op basis van de aangetroffen goederen en de verklaringen van klanten redelijkerwijs kon concluderen dat er sprake was van een situatie als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen en dat deze sluiting geschikt, noodzakelijk en evenredig was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de burgemeester in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4513 OPIUMW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. van Minderhout,
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het sluiten van een pand gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] voor de duur van zes maanden.
Bij besluit van 31 maart 2021 (primair besluit) heeft de burgemeester besloten het pand van eiseres aan de [adres] te [plaatsnaam] voor de duur van zes maanden te sluiten met ingang van 9 april 2021. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
In het besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard ten aanzien van de motivering en de belangenafweging. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft het primaire besluit onder aanvulling van de aanvullende motivering in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig [vertegenwoordiger eiseres] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en drs. C.T.M. van Slingerland en [vertegenwoordiger verweerder] namens de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de sluiting van het pand voor de duur van zes maanden met ingang van 9 april 2021. Zij doet dit aan de hand van de argumenten van eiseres, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1.
Eiseres is gevestigd in het pand aan de [adres] te [plaatsnaam] . Het bedrijf is een winkel in bloemen, planten, zaden en tuinbenodigdheden. [vertegenwoordiger eiseres] is de eigenaar van de winkel.
1.2.
Op 23 juni 2020 heeft de politie het pand bezocht. Uit de processen-verbaal van 3 juli 2020, 4 juli 2020, 7 december 2020 en 16 december 2020 en de bestuurlijke rapportage blijkt dat de politie in het pand een grote hoeveelheid hennep gerelateerde goederen heeft aangetroffen. De politie heeft deze goederen in beslag genomen.
1.3.
Bij brief van 5 maart 2021 heeft de burgemeester aan eiseres kenbaar gemaakt dat hij voornemens is om het pand te sluiten voor de duur van zes maanden. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en op 19 maart 2021 een zienswijze ingediend.
1.4.
In het primaire besluit van 31 maart 2021 heeft de burgemeester eiseres op grond van artikel 13b, eerste lid, onder aanhef en onder b, in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet gelast om het pand te sluiten en gesloten te houden voor de duur van zes maanden, met ingang van 9 april 2021.
1.5.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. De adviescommissie bezwaarschriften heeft de burgemeester geadviseerd om het bezwaar deels gegrond te verklaren.
1.6.
Bij besluit van 21 september 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard ten aanzien van de motivering en de belangenafweging. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard. Het primaire besluit is onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
1.7.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uit spraak.
Bevoegdheid van de burgemeester
3.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, omdat zij geen wetenschap had of redelijkerwijs kon vermoeden dat grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt werd gefaciliteerd. De gemachtigde van eiseres heeft een tuinwinkel met goederen die bestemd zijn voor het kweken van planten. De goederen hebben vele doeleinden en bestemmingen. De goederen die in de winkel bij eiseres zijn aangetroffen, worden ook verkocht door andere tuincentra. Eiseres stelt dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, nu uit het oog is verloren dat de goederen ook andere, niet voor hennepteelt, gerichte aanwendingen kunnen hebben. In de bestuursrechtelijke rapportage is een onjuiste weergave gegeven van de opgesomde goederen. Eiseres ontkent ook de suggestie dat er een beeld zou bestaan dat de klanten van eiseres allemaal of in overwegende mate een strafrechtelijk verleden zouden hebben. Dat dit geldt voor een enkeling betekent niet dat eiseres wetenschap moet hebben gehad dat er zij grootschalige hennepteelt zou faciliteren. Daarnaast stelt eiseres dat zij geen invloed heeft op de manier waarop zij op het internet te vinden is.
Eiseres is dan ook van mening dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet en er daarom ook geen sprake kan zijn van een situatie als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet. Hierdoor ontbreekt de wettelijke grondslag voor toepassing van de bestuursdwang. De burgemeester heeft ten onrechte en op onjuiste gronden toepassing gegeven aan zijn bevoegdheid, nu er geen sprake is van het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet. De toepassing van deze bevoegdheid mist dan ook zowel feitelijke als juridische grondslag.
3.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvs) volgt dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, gelezen in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in een lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet te handelen, zoals door middel van hennepteelt. In een dergelijk geval is het betrokkene die in strijd met artikel 11a van de Opiumwet heeft gehandeld. [1] Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 11a en 11b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare handelingen te plegen. [2] Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op feitelijke handelingen zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitenlijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. De beoordeling of sprake is van het beroeps- of bedrijfsmatig handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder b, van de Opiumwet is volgens paragraaf 3.2.1. van de Aanwijzing Opiumwet, in het geval van hennepplantage, afhankelijk van het aantal planten, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt.
3.3.
Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, onder aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledig beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Voldoende is dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de betrokkene wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de voorhanden zijnde voorwerpen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig of grootschalig opzetten van een hennepplantage. Ook indien slechts een deel van de voorwerpen, die nodig zijn om een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten, voorhanden is, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden zijnde voorwerpen daartoe bestemd zijn. Zoals ook volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, onder aanhef en onder b, van de Opiumwet is van belang of het pand een schakel vormt in de productie of distributie van drugs. [3]
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de burgemeester, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van bewijs, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport, voor zover deze de eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en de inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen, dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. [4]
3.5.
De rechtbank stelt vast dat uit de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en de bestuurlijke rapportage blijkt dat in het pand verschillende goederen aangetroffen zijn. De aangetroffen voorwerpen en stoffen zijn op zichzelf bezien legaal. De burgemeester heeft zich op grond van de bevindingen uit de processen-verbaal en de bestuurlijke rapportages echter redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat van de in het pand aangetroffen voorwerpen en stoffen wegens hun aard, hoeveelheid en combinatie in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat deze bestemd zijn voor beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepkwekerijen. Daarvoor is het volgende van belang.
Uit het proces-verbaal van 7 december 2020 en de bestuurlijke rapportage blijkt dat voor de teelt van hennep tien hoofdbestanddelen noodzakelijk zijn om te komen tot een succesvolle teelt. Van tien hoofdbestanddelen zijn (vele) goederen aangetroffen in het pand waar eiseres is gevestigd. Het gaat dan om diverse assimilatielampen, transformatoren, trafocontrollers, diverse PH-meters, grote en kleine dompelpompen, grote hoeveelheid vijverfolie, watervaten, waterprooftesters, diverse rollen plasticfolie, isolatiemateriaal, droognetten, een kweektent, luchtslangen, diverse koppelingen, grote hoeveelheid ventilatoren, diverse elektrische kachels, diverse thermostaten, een fancontroller, opticlimates, tijdschakelaren, luchtbevochtigers, waterverwarmingsapparatuur, een voorschakelaar, een lamp, een frequentiecontroller, een climate control, een grote hoeveelheid potgrond, een grote hoeveelheid steenwolblokken, een grote hoeveelheid groei- en bloeimiddelen, een grote hoeveelheid bestrijdingsmiddelen, een grote hoeveelheid bloem- en kweekpotten, een grote hoeveelheid stekpluggen, diverse droogrekken en diverse dozen met strijkzakken. Tijdens de zitting heeft de eiseres betoogd dat de lijst met goederen onjuist is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres dit standpunt niet heeft onderbouwd met objectieve en verifieerbare gegevens. Ook het feit dat eiseres niet wist dat dit gebruikt werd voor bedrijfs- of beroepsmatige of grootschalige hennepteelt heeft eiseres op geen enkele manier onderbouwd. Daar komt naar oordeel van de rechtbank ook bij dat er in 2018 ook soortgelijke hennepteelt gerelateerde goederen zijn aangetroffen in het pand. Eiseres is toen met een bewustmakingsbrief hiervan op de hoogte gesteld. Eiseres was dus op de hoogte van het feit dat deze goederen ook (veel) voor hennepteelt worden gebruikt. De rechtbank merkt ook op dat dat het niet gaat om enkele goederen, maar om veel goederen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat het niet alleen gaat om de aanwezigheid van deze goederen, maar ook om de verklaringen van klanten die in de winkel aanwezig waren. Deze klachten hadden een hennep-verleden. Zij hebben verklaard dat zij bij eiseres goederen kopen om hennep te kweken. Ook blijkt uit de processen-verbaal dat de eigenaar, [vertegenwoordiger eiseres] , tijdens de controle op 23 juni 2020 ongevraagd en uit eigen wil aan de politie heeft verklaard dat hij wel eens goederen heeft verkochten aan personen die deze spullen gebruikte voor het kweken van hennep. Eiseres werd op internetsites in verband gebracht met hennepteelt. Uit administratie bleek dat eiseres op grote hoeveelheid goederen heeft ingekocht bij bedrijven of growshops die bekend staan om de verkoop van hennep gerelateerde goederen. Dat de burgemeester ook heeft betoogd dat de eigenaar ook strafrechtelijk wordt vervolgd, moet naar oordeel van de rechtbank buiten beschouwing worden gelaten. De bestuurlijke procedure om tot sluiting over te gaan staat los van een eventuele strafrechtelijke procedure. [5]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, in samenhang met artikel 11a van de Opiumwet bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen.
Toepassing van de bevoegdheid
4. Vervolgens is de vraag of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid. Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie, zoals omschreven in het artikel, maar in een mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij dat doet. De rechtbank dient de invulling van die bevoegdheid met enige terughoudendheid te toetsen.
Vaststaat dat de burgemeester ten tijde van het opleggen van het primaire besluit geen beleid had vastgesteld met betrekking tot het verrichten van strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 11a van de Opiumwet. Dit doet echter niet af aan de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, omdat dit artikel niet tot vaststelling van beleidsregels verplicht. Wel dient de burgemeester bij toepassing van zijn bevoegdheid deugdelijk te motiveren waarom hij daartoe heeft besloten. [6]
Is de sluiting geschikt?
5.1.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting gemotiveerd dat de sluiting geen geschikt middel is, omdat de burgemeester met de sluiting een signaal wil uitzenden en de overlast wil beëindigen. Nu er lang is gewacht met de sluiting van het pand, is zij van mening dat de noodzaak ontbreekt en de sluiting daardoor ook niet meer geschikt is.
5.2.
De gemachtigden van de burgemeester hebben ter zitting betoogd dat er meerdere malen is gerappelleerd en is gevraagd naar de ontbrekende informatie. Er is in 2018 ook een waarschuwingsbrief naar eiseres verzonden en daarom kon er niet meer worden volstaan met een waarschuwing.
5.3.
De rechtbank is, mede gelet op de recente rechtspraak, [7] van oordeel dat het de sluiting een geschikt middel is om het doel dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het voorkomen van de aanwezigheid van drugs en drugs gerelateerde goederen en/of de overlast die dat met zich meebrengt, te bereiken. Dat er een lange periode zit tussen de constatering van de overtreding en de sluiting, maakt dit naar oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht het aannemelijk dat de burgemeester meerdere keren heeft gevraagd naar de ontbrekende informatie en dat deze niet eerder is verkregen. Ook het feit dat eiseres eerder een waarschuwingsbrief heeft ontvangen, maakt naar oordeel van de rechtbank dat er niet meer met een waarschuwing kon worden volstaan en dat de sluiting een geschikt middel is.
Is de sluiting noodzakelijk?
6.1.
Eiseres is van mening dat er geen noodzaak meer is om het pand te sluiten. Tussen de constatering door de politie en het handhavend optreden door de burgemeester zit 9,5 maand. Dat de lijst met inbeslaggenomen goederen pas later aan de burgemeester is verstrekt, maakt volgens eiseres niet dat deze niet eerder beschikbaar had kunnen zijn. de lijst met inbeslaggenomen goederen is in november 2020 al door justitie beschikbaar gesteld, vanwege een klaagschriftprocedure. Ook stelt eiseres dat het niet anders kan dat de burgemeester vanwege het bestaande driehoeksoverleg al langer op de hoogte was van deze situatie. Dit blijkt volgens eiseres ook uit het feit dat er een bestuurlijke rapportage was opgesteld en dat deze op 11 juli 2020 naar de burgemeester is verzonden. De kennelijk late verstrekking van informatie is geen deugdelijke grond voor het pas vele maanden later handhavend optreden. Kennelijk was er tussentijds geen reden om direct handhavend op te treden. In de tussentijd hebben zich ook geen nieuwe of andere incidenten voor gedaan die handhavend optreden noodzakelijk zouden maken. Er is in de periode vanaf 23 juni 2020 tot en met de feitelijke sluiting in mei 2021 geen loop naar de winkel geweest. Er is geen sprake geweest van een overlast situatie.
In het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd om welke reden, gelet op het tijdsverloop, sluiting nog noodzakelijk zou zijn. Eiseres meent dat niet kan worden gezegd dat handhavend optreden na 9,5 maand nog noodzakelijk kan en mag worden geacht. Sluiting had achterwege moet worden gelaten.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de sluiting van het pand noodzakelijk is. De omstandigheid dat tussen de constatering van de hennep gerelateerde goederen en de sluiting van het pand enige tijd heeft gelegen, alsmede de omstandigheid dat in die periode geen incidenten meer hebben plaatsgevonden, zijn naar oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die maken dat de burgemeester van sluiting moest afzien, omdat de noodzaak tot sluiting ontbrak. Ook is de rechtbank van oordeel dat het tijdsverloop niet maakt dat de sluiting geen doel meer treft of in strijd is met het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. De gemachtigden van de burgemeester hebben ter zitting toegelicht dat de lijst met aangetroffen goederen en de bijbehorende hoeveelheden pas veel later door de politie aan de burgemeester is toegezonden. Er is ook toegelicht dat de burgemeester meerdere keren om de betreffende lijst heeft gevraagd. Naar aanleiding van die lijst werd duidelijk om welke hoeveelheden het ging en dat deze gebruikt konden worden voor een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepteelt.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht is het aannemelijk dat gelet op de ernst, de aard en de hoeveelheid van de goederen een sluiting van het pand nog steeds noodzakelijk is om de openbare orde te herstellen. Een sluiting is naar oordeel van de rechtbank ook noodzakelijk om een duidelijk signaal af te geven dat de burgemeester optreedt tegen een schending van de openbare orde door overtreding van de Opiumwet. Dat tussen de constatering en de sluiting enige tijd zat, maakt dat naar oordeel van de rechtbank niet anders. Met een sluiting wordt daarnaast ook duidelijk gemaakt dat het pand aan het drugscircuit is onttrokken. De loop naar het pand is onttrokken en voorkomen dat er in de toekomst voorbereidingshandelingen ten behoeve van drugshandel zullen plaatsvinden.
Is de sluiting evenredig (evenwichtig)?
7.1.
Eiseres stelt dat de sluiting van zes maanden, na de constatering van 9,5 maand, niet in verhouding staat tot de aanname dat wetenschap bij eiseres aanwezig zou zijn dat de door hem verkochte goederen gebruikt zou kunnen worden voor het bedrijfs- of beroepsmatig of grootschalig telen van hennep. De persoonlijke belangen van eiseres dienen zwaarder te wegen dan de belangen die in dit geval met handhaving zijn gediend. Eiseres stelt dat niet valt in te zien waarom er niet kon worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Ook stelt eiseres dat hij vanwege de coronapandemie al veel gesloten is geweest en dat de sluiting op grond van de Opiumwet daarom extra zwaar was. Hij heeft veel inkomsten misgelopen door zowel de coronapandemie en de sluiting op grond van de Opiumwet. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het belang van de sluiting zwaarder dient te wegen dan de belangen van eiseres.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de sluiting evenredig is. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat een waarschuwing niet meer passend was, nu er eerder bij een controle in september 2018 ook al hennep gerelateerde goederen zijn aangetroffen. Naar aanleiding daarvan heeft eiseres een bewustmakingsbrief ontvangen. Daarnaast blijkt uit de processen-verbaal dat eiseres zelf en uit eigen wil heeft verklaard wel eens goederen te verkopen aan mensen die op kleine schaal hennep kweken. Ook waren er meerdere mensen aanwezig met een hennep gerelateerd verleden, wordt de winkel op internet in verband gebracht met hennepteelt en is uit de administratie gebleken dat er veel goederen zijn ingekocht bij bedrijven of growshops die bekend staan om de verkoop van aan hennepteelt gerelateerde goederen. Dit alles bij elkaar genomen maakt naar oordeel van de rechtbank dat de sluiting evenredig is. Het standpunt dat eiseres door sluiting in financiële problemen is geraakt, heeft eiseres niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Het beroep slaagt in zoverre niet.
Duur van de sluiting
8. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester het besluit heeft genomen naar analogie van het beleid ten aanzien van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet. Een sluiting voor de duur van zes maanden is naar oordeel van de rechtbank niet onredelijk. Die termijn is nodig om te bewerkstelligen dat klanten niet maar naar het pand komen om de hennep gerelateerde goederen aan te schaffen. De rechtbank is van oordeel dat de rechtbank in redelijkheid heeft kunnen aansluiten bij het beleid ten aanzien van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet. In dat beleid is bepaald dat bij een eerste overtreding, waarbij softdrugs wordt gevonden, het pand voor de duur van zes maanden wordt gesloten. Er is naar oordeel van de rechtbank niet gebleken dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat de burgemeester van die termijn had moeten afwijken.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwegen komt de rechtbank tot oordeel dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot handhavend optreden. De sluiting is geschikt, noodzakelijk en evenwichtig. De rechtbank zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand zal blijven.
10. Nu het beroep ongegrond is krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 23 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Opiumwet:
Op grond van artikel 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
binnen of buiten grondgebied van Nederland te brengen;
te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
aanwezig te hebben;
te vervaardigen.
Hennep staat vermeld op lijst II.
Op grond van artikel 11, derde lid, van de Opiumwet wordt hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder b, gegeven verbod, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 11a van de Opiumwet wordt hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3º, of artikel 11a voorhanden is.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617 en ABRvS 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:368.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2801 en ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617.
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2365.
7.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.