ECLI:NL:RBZWB:2023:4051

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5662
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand voor opknap- en inrichtingskosten op grond van de Participatiewet. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen afgewezen, omdat de kosten volgens hen niet noodzakelijk waren. Eiseres had verzocht om bijzondere bijstand voor kosten die voortvloeiden uit haar verhuizing naar een eigen woning, na een periode van verblijf bij haar zoon. De rechtbank heeft op 23 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een acute noodzaak was voor de verhuizing. De rechtbank stelt vast dat er geen medische noodzaak of urgentieverklaring was en dat de stelling van eiseres over de verslechterde relatie met haar zoon onvoldoende is om de noodzaak van de kosten te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het college de aanvraag om bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5662 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: mr. I.A.C. Cools,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen (het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de afwijzing van haar aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet.
1.1.
Het college heeft de aanvraag van eiseres om haar bijzondere bijstand toe te kennen voor opknapkosten en inrichtingskosten met het besluit van 24 augustus 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 november 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het college dit besluit gehandhaafd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en drs. C.B.M. Peters namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de door eiseres aangevraagde bijzondere bijstand heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.
Feiten
Eiseres ontvangt sinds 23 december 2020 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Eiseres woonde van 24 oktober 2018 tot 24 december 2020 bij haar zoon ([naam zoon]) op zijn adres aan de [straatnaam 1] in [plaatsnaam]. Op 24 december 2020 is eiseres verhuisd naar de woning op het adres [straatnaam 2] in [plaatsnaam].
Eiseres heeft in verband met haar verhuizing op 27 december 2020 bij het college verzocht om haar bijzondere bijstand toe te kennen voor opknapkosten (€ 450,-) en voor inrichtingskosten (€ 3.404,-) voor haar nieuwe woning. Het gaat om onder andere de aanschaf van een koelkast, televisie, bankstel en bed.
Het college heeft de aanvraag afgewezen met als reden dat de verhuizing van eiseres wel wenselijk was maar niet noodzakelijk. De daaruit voortvloeiende kosten zijn daarom volgens het college evenmin noodzakelijk. Het college wijst in dat verband op het bepaalde in artikel 16 van de Beleidsregels bijzondere bijstand, waarin is bepaald dat bij een aanvraag om bijzondere bijstand de noodzaak en de bijzondere omstandigheden moeten worden onderzocht.
5.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat de verhuizing naar een eigen woning voor haar, anders dan het college stelt, noodzakelijk was. Eiseres wijst erop dat zij destijds noodgedwongen is ingetrokken bij haar zoon om niet dakloos te worden. Dit was een noodoplossing. In de tijd dat zij bij haar zoon woonde, is de relatie met hem verslechterd. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres een verklaring van haar zoon overgelegd. Toen zij een eigen woning kon betrekken in [plaatsnaam] heeft zij deze kans met beide handen aangegrepen. Omdat de woninginrichting aan haar zoon toebehoorde, kon zij niets meenemen naar haar eigen woning. Eiseres voert verder aan dat zij beschikt over een inkomen op bijstandsniveau en bovendien hoge schulden had, waardoor zij niet voor de verhuizing heeft kunnen reserveren.
6.
Overwegingen van de rechtbank
Op grond van vaste rechtspraak (ECLI:NL:CRVB:2017:3778 en ECLI:NL:CRVB:2017:3459) moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft het bijstandverlenend orgaan op grond van deze bepaling een zekere beoordelingsvrijheid. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
De rechtbank gaat, met het college, ervan uit dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich hebben voorgedaan.
De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak gaat om de vraag of bij eiseres sprake was van een noodzakelijke verhuizing.
De rechtbank overweegt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat een acute noodzaak bestond om te verhuizen en dat de opknapkosten en inrichtingskosten daarmee noodzakelijk waren. Haar stelling dat zij een eigen woning nodig had, gezien de verslechterde relatie met haar zoon, is hiervoor onvoldoende. Vaststaat dat er geen medische noodzaak was te verhuizen dan wel dat eiseres voor de verhuizing een urgentieverklaring had. Ook anderszins heeft eiseres de noodzaak niet aannemelijk gemaakt.
Het college heeft de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor opknap- en inrichtingskosten terecht afgewezen.
De rechtbank oordeel hiermee in overeenstemming met haar eerdere uitspraak van 11 augustus 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4605.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier op 9 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, voor zover hier van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het dagelijks bestuur van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer is dan de bijstandsnorm.
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Gilze en [plaatsnaam].
In artikel 16, eerste lid, van de Beleidsregels is bepaald dat de noodzaak en de bijzondere omstandigheden moeten worden onderzocht, zo nodig middels een huisbezoek.