Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 2, tweede lid, aanhef en sub a en b:
2. Behoudens het derde lid hebben voorts recht op toeslag (…) een ongehuwde, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die:
a. recht heeft op een loondervingsuitkering, en
b. per dag een inkomen heeft dat lager is dan:
1e. indien hij 23 jaar of ouder is: € 49,25.
Artikel 6, eerste lid, aanhef en sub b en tweede lid, eerste volzin:
1. Als inkomen wordt aangemerkt:
b. voor een ongehuwde: zijn inkomen uit arbeid of overig inkomen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan.
De genoemde algemene maatregel van bestuur is het Algemeen inkomstenbesluit socialezekerheidswetten (Aib)
Artikel 8, derde lid:
Voor de persoon, bedoeld in artikel 2, derde lid, is de toeslag gelijk aan het verschil tussen het in artikel 2, derde lid, onderdeel b, bij de leeftijd van die persoon genoemd bedrag en het inkomen per dag.
Artikel 11a, eerste en tweede lid:
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van toeslag en terzake van weigering van toeslag, herziet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een dergelijk besluit of trekt zij dat in:
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12, 12a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of 13 heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag;
b. indien anderszins de toeslag ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
Artikel 20, eerste, vijfde en zevende lid:
1. De toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a (…) onverschuldigd is betaald (…), wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
7. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Algemeen inkomstenbesluit socialezekerheidswetten (Aib)
Artikel 2:4, eerste lid, sub m:
1. Onder overig inkomen wordt verstaan:
m. een uitkering op grond van een pensioenregeling als bedoeld in de Wet op de Loonbelasting 1964 (…).
Artikel 2:10:
Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in de Toeslagenwet geldt in afwijking van de artikelen 2:2, eerste lid, onderdeel a, en 2:4, eerste lid, onderdelen l en o, dat:
a. loondoorbetaling wordt aangemerkt als overig inkomen;
b. niet als inkomen wordt aangemerkt een uitkering als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, onderdeel l, of een uitkering die naar aard en strekking daarmee overeenkomt; en
c. indien op grond van artikel 7, eerste lid, van de Toeslagenwet van het inkomen uit arbeid een gedeelte is vrijgelaten, de op dat inkomen betrekking hebbende uitkeringen op grond van de verplichte verzekering van de Ziektewet, op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, artikel 4:2b of 6:3 van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet en op grond van de verplichte verzekering van de Werkloosheidswet, voor zolang de dienstbetrekking voortduurt, alsmede aanvullingen op die uitkeringen als inkomen uit arbeid worden beschouwd.
Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (beleidsregels)
Artikel 3, derde lid:
Indien het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, wordt de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt.
Artikel 4, eerste lid:
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 wordt, indien het de verzekerde niet redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, de uitkering ingetrokken of herzien met ingang van de dag waarop UWV hem voor het eerst kenbaar heeft gemaakt dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering is verstrekt, doch niet later dan de dag met ingang waarvan de uitkering werd geschorst.