ECLI:NL:RBZWB:2023:4288
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure betreffende bijzondere bijstand
In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit beroep volgde op de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand ingevolge de Participatiewet. Verzoekster stelde dat het college niet tijdig had beslist op haar bezwaar, ingediend op 30 augustus 2022, tegen het besluit van 17 augustus 2022. Het college heeft op 20 februari 2023, na de indiening van het beroep, alsnog op het bezwaar beslist. Verzoekster trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, diende de rechtbank te beoordelen of het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift op het moment van indienen niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, omdat verzoekster het college niet in gebreke had gesteld op het juiste moment.
Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, omdat het beroepschrift niet aan de wettelijke vereisten voldeed. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 22 juni 2023.