ECLI:NL:RBZWB:2023:4397
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) heeft opgelegd voor een bedrag van € 2.435. De rechtbank behandelt het beroep op 8 juni 2023, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig zijn. De rechtbank onderzoekt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de door belanghebbende bepleite herleidingsmethode kan worden toegepast. Tevens is in geschil of belanghebbende recht heeft op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Wel heeft belanghebbende recht op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur onvoldoende rekening heeft gehouden met de door belanghebbende gestelde schade en dat de schadevergoeding van € 500 volledig voor rekening van de inspecteur komt. De rechtbank wijst ook op de proceskostenvergoeding van € 837 die de inspecteur aan belanghebbende moet betalen, evenals het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Schaik en openbaar gemaakt op 22 juni 2023.