ECLI:NL:RBZWB:2023:4513
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de daaruit voortvloeiende belastingaanslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 oktober 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2021 een waarde-beschikking verzonden, waarbij de waarde van de woning van belanghebbende per 1 januari 2020 op € 622.000 was vastgesteld. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daarop gebaseerde aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) en watersysteemheffing. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 behandeld, waarbij beide partijen taxatierapporten hebben overgelegd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. De rechtbank oordeelt dat het taxatierapport van de heffingsambtenaar overtuigender is dan dat van belanghebbende, dat niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar gelast wel dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoedt. Tevens heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die door de rechtbank is vastgesteld op € 50, verdeeld over de heffingsambtenaar en de Minister van Justitie en Veiligheid.