ECLI:NL:RBZWB:2023:4755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_774
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van een Ziektewet-uitkering en de vraag naar benadelingshandeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres, een B.V., tegen de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan belanghebbende, die als ex-werknemer van eiseres wordt beschouwd. Het UWV had eerder een maatregel opgelegd aan belanghebbende wegens een benadelingshandeling, waarbij eiseres werd geïnformeerd dat zij geen ZW-uitkering aan belanghebbende diende uit te betalen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. Later wijzigde het UWV zijn besluit en bepaalde dat eiseres vanaf 1 juni 2021 alsnog een ZW-uitkering aan belanghebbende moest uitbetalen. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat het UWV in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld en dat belanghebbende verwijtbaar heeft gehandeld door een vaststellingsovereenkomst (VSO) te ondertekenen terwijl hij arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2023 behandeld en geconcludeerd dat belanghebbende niet verwijtbaar heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat de benadelingshandeling niet kan worden vastgesteld, omdat belanghebbende niet actief heeft meegewerkt aan de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en er een reële kans bestond dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zou ontbinden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 6 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/774 ZW

uitspraak van 6 juli 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] B.V. te [vestigingsplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. E. Thijssen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam belanghebbende]te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.W. Venderbos.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aan belanghebbende.
Het UWV heeft met een besluit van 9 juni 2021 (primaire besluit) aan belanghebbende een maatregel opgelegd wegens een benadelingshandeling. Daarbij is aan hem medegedeeld dat eiseres (ex-werkgever) geen ZW-uitkering dient uit te betalen aan belanghebbende. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met een besluit van 7 oktober 2021 is het bezwaar van belanghebbende tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Vervolgens heeft het UWV met een besluit van 2 december 2021 (bestreden besluit) het besluit van 7 oktober 2021 gewijzigd door het bezwaar van belanghebbende alsnog gegrond te verklaren en te bepalen dat eiseres vanaf 1 juni 2021 alsnog een ZW-uitkering aan belanghebbende dient uit te betalen.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende zijn beroep tegen het besluit van 7 oktober 2021 ingetrokken met een verzoek om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft in de uitspraak van 12 mei 2022 het UWV veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.
Met het gewijzigde besluit van 2 december 2021 is sprake van een beroep van rechtswege van eiseres tegen dit besluit. [1] Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Belanghebbende heeft geen toestemming verleend voor kennisneming van stukken die medische gegevens bevatten door eiseres. De rechtbank heeft hierop, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat eiseres enkel via een (arts-)gemachtigde van die stukken kennis mag nemen.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2023 in Middelburg op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam betrokkene 1] en [naam betrokkene 2] namens eiseres, gemachtigde van eiseres, belanghebbende, gemachtigde van belanghebbende en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen van de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat belanghebbende vanaf 1 juni 2021 alsnog recht heeft op uitbetaling van een ZW-uitkering door eiseres. Meer in het bijzonder is in geschil of het UWV terecht heeft besloten dat weliswaar sprake is van een benadelingshandeling, maar dat belanghebbende daarvan geen verwijt te maken is, De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.
Feiten waar de rechtbank van uitgaat
Belanghebbende was vanaf 1 maart 2017 in dienst bij eiseres. Hij heeft zich per 7 september 2020 bij eiseres ziek gemeld wegens arbeid gerelateerde burn-out klachten. Na een periode van ziekte is er een mediation traject opgestart. Dit traject heeft niet tot overeenstemming tussen eiseres en belanghebbende over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst geleid. Vervolgens heeft eiseres de kantonrechter verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van belanghebbende. Op 4 februari 2021 was belanghebbende betrokken in een scooterongeval. Ter zitting van de kantonrechter op 23 februari 2021 heeft deze de schikkingsbereidheid van partijen beproefd en zijn partijen uiteindelijk tot een vaststellingsovereenkomst (VSO) gekomen, waarin onder meer is vermeld dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd per 1 juni 2021.
Op 4 juni 2021 heeft eiseres het UWV verzocht om een beschikking af te geven over het recht van belanghebbende op een ZW-uitkering. Dit heeft geleid tot het primaire besluit en uiteindelijk het bestreden besluit.
4.
Standpunten van partijen
Eiseres heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, nu eiseres niet is gehoord voorafgaand aan dit gewijzigde besluit en het besluit daarom is gebaseerd op verkeerde gegevens. Verder heeft eiseres aangevoerd dat volgens vaste rechtspraak sprake is van een benadelingshandeling, omdat belanghebbende een VSO heeft getekend terwijl hij volledig arbeidsongeschikt was. Verwezen wordt naar de uitspraak ECLI:NL:RBMNE:2021:4649. Eiseres heeft ook aangevoerd dat belanghebbende een ontbrekende of verminderde verwijtbaarheid van de benadelingshandeling niet aannemelijk heeft gemaakt, waarbij zij heeft verwezen naar de uitspraken ECLI:NL:RBSGR:2008:BR9359 en ECLI:NL:RBOVE:2021:4335. Hierom dient het UWV de ZW-uitkering bij wijze van maatregel geheel te weigeren aan belanghebbende.
Het UWV heeft in het bestreden besluit en in reactie op de beroepsgronden van eiseres het volgende standpunt ingenomen. In dit soort zaken beoordeelt het UWV eerst of iemand actief of passief heeft meegewerkt aan een beëindiging. Belanghebbende heeft niet actief meegewerkt aan de beëindiging. Hij heeft meermaals verweer gevoerd en heeft pas ingestemd met de VSO toen de kantonrechter liet doorschemeren de arbeidsovereenkomst anders te ontbinden. Het UWV verwijst in dit kader naar de verstoorde arbeidsverhouding, de bedrijfsarts die spreekt van een arbeidsconflict, het niet geslaagde mediation traject en het ontbindingsverzoek van eiseres en de reactie daarop van belanghebbende. Anders dan in de door eiseres genoemde uitspraken, ging hier een lang traject vooraf aan de VSO. Verder waren de na het tekenen van de VSO toegenomen klachten van belanghebbende ten tijde van het tekenen niet te voorzien. Er werd juist van uitgegaan dat hij per 1 juni 2021 weer hersteld zou zijn. In de VSO is rekening gehouden met een periode waarin herstel te verwachten was. Het kan belanghebbende dus niet worden verweten dat hij uiteindelijk instemde met de VSO. Dat belanghebbende zich niet conform afspraak hersteld heeft gemeld bij eiseres, is niet bepalend voor de vraag of sprake is van een benadelingshandeling. Over het niet horen van eiseres voorafgaand aan het nemen van het (gewijzigde) bestreden besluit, heeft het UWV aangegeven dat dit de vaste werkwijze is wanneer de aanleiding voor wijziging van het besluit gegevens van de bezwaarmaker (belanghebbende) zijn en de (ex-)werkgever (eiseres) geen bezwaarmaker is.
Belanghebbende stelt in beroep primair dat hij er alles aan heeft gedaan om een beroep op een uitkering te voorkomen, waardoor er geen sprake is van een benadelingshandeling. Subsidiair stelt hij dat het tekenen van de VSO niet verwijtbaar is, nu hij enkel akkoord gegaan is met de VSO, omdat de kantonrechter anders de arbeidsovereenkomst zou gaan ontbinden. Belanghebbende verwijst naar de uitspraken ECLI:NL:CRVB:1998:AA9889 en ECLI:NL:RBAMS:2016:4363, overwegingen 2.7 en 2.8. Ook was niet voorzienbaar dat het scooterongeval tot arbeidsongeschiktheid zou leiden. Onvoorzienbare medische beperkingen die optreden nadat de beëindiging al in kannen en kruiken is en die niets te maken hebben met een eerdere ziekmelding kunnen belanghebbende niet worden tegengeworpen.
5.
Beoordeling door de rechtbank
Is er sprake van een benadelingshandeling?
5.1.
Partijen zijn allereerst verdeeld over de vraag of belanghebbende een benadelingshandeling heeft gepleegd in de zin van artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW. Voor de beantwoording van deze vraag moet onder meer worden bezien in hoeverre belanghebbende op de hoogte was van zijn eigen ziekte of gebreken.
5.2.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende ten tijde van het tekenen van de VSO arbeidsongeschikt was. De aanvankelijke medische klachten die reden zijn geweest voor zijn ziekmelding per 7 september 2020 (arbeid gerelateerde burn-out klachten) bestonden op dat moment nog steeds. Belanghebbende heeft uiteindelijk, bijgestaan door zijn gemachtigde, op 23 februari 2021 een VSO ondertekend, die is vastgelegd in een proces-verbaal van de kantonrechter van die datum. Belanghebbende heeft hiermee zijn recht op loon prijs gegeven op een moment waarop het arbeidsongeschiktheidsrisico al was ingetreden en nog niet was geëindigd. Volgens vaste rechtspraak [2] betekent dit dat sprake is van een benadelingshandeling. Met de VSO is immers per 1 juni 2021 een einde gekomen aan de loondoorbetalingsverplichting van eiseres ter vervanging waarvan belanghebbende nu ziekengeld vraagt.
Is er sprake van het ontbreken van verwijtbaarheid of verminderde verwijtbaarheid?
5.3.
De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of bij de benadelingshandeling van belanghebbende sprake is van het ontbreken van verwijtbaarheid dan wel van verminderde verwijtbaarheid.
5.4.
De rechtbank overweegt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende de benadelingshandeling (het ondertekenen van de VSO tijdens arbeidsongeschiktheid) niet kan worden verweten. Belanghebbende heeft tijdens de mediation niet ingestemd met beëindiging van de arbeidsovereenkomst en heeft uitvoerig verweer gevoerd in de procedure bij de kantonrechter tegen het verzoek van eiseres om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, waardoor belanghebbende zijn recht op een ZW-uitkering niet prijsgaf. Verder is niet betwist dat uit de bij de kantonrechter gewisselde stukken blijkt van verstoorde (arbeids)verhoudingen tussen belanghebbende en eiseres en dat ook de bedrijfsarts sprak van een arbeidsconflict. Hierdoor heeft het UWV zich terecht op het standpunt gesteld dat er een reële kans bestond dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst van belanghebbende zou gaan ontbinden als partijen niet tot een VSO waren gekomen, zodat belanghebbende niet verweten kan worden dat hij niet langer verweer voerde. Verder heeft het UWV terecht overwogen dat in de VSO rekening is gehouden met een langere periode waarin herstel kon worden verwacht van de arbeid gerelateerde burn-outklachten. Zowel eiseres als belanghebbende gingen daar op dat moment vanuit, gelet op de afspraak, en daarmee de verwachting, dat belanghebbende zich tegen 1 juni 2021 hersteld zou melden. Het feit (waarop eiseres wijst) dat de bedrijfsarts op 29 januari 2021 nog geen herstelprognose heeft gegeven, doet daar niet aan af. De stelling van eiseres dat belanghebbende de geheimhouding verbonden aan de mediation heeft geschonden door naar voren te brengen dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ook in het mediation traject ter sprake is gekomen, is niet relevant voor de beoordeling in deze procedure of belanghebbende een verwijtbare benadelingshandeling heeft gepleegd. Datzelfde geldt voor het feit dat belanghebbende zich niet, conform de afspraak in de VSO, tegen 1 juni 2021 heeft beter gemeld.
5.5.
Verder overweegt de rechtbank dat de medische informatie in het dossier geen aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat bij belanghebbende – naast de klachten waarvoor hij zich per 7 september 2020 ziek meldde – op het moment van ondertekenen van de VSO ook ernstige klachten als gevolg van een scooterongeval van 4 februari 2021 speelden. Uit het dossier komt weliswaar naar voren dat belanghebbende in de periode voorafgaand aan de VSO in verband met dat scooterongeval het ziekenhuis heeft bezocht voor onderzoeken, maar het UWV en belanghebbende hebben terecht aangevoerd dat uit de beschikbare medische informatie niet kan worden afgeleid dat de klachten direct na het ongeval ernstig waren of zouden kunnen leiden tot arbeidsongeschiktheid. Het feit dat belanghebbende aan de kantonrechter uitstel van de aanvankelijk geplande behandeling ter zitting van 15 februari 2021 heeft gevraagd, onder de vermelding dat hij een hersenschudding en zware hoofdpijn heeft door het ongeval en de artsen hem twee weken rust voorschrijven, maakt dat niet anders. SEH-arts [naam arts] heeft op 4 februari 2021 aangegeven dat geen sprake was van fracturen, dat belanghebbende naar huis mocht en dat hij naar zijn lichaam moest luisteren. Belanghebbende heeft ter zitting aangevuld dat hij wel hoofdpijn had na het ongeval en moe was, maar dat dit volgens de SEH-arts binnen twee weken weg zou zijn, en dat hij vervolgens pas na het tekenen van de VSO klachten heeft ontwikkeld. De rechtbank acht in dit kader tevens van belang dat het door de SEH-arts verrichte onderzoek, gezien de resultaten ervan, ook niet tot enige behandeling of andere dan pijnmedicatie heeft geleid. Dit heeft eiseres niet betwist. Uit het enkele feit dat belanghebbende bepaalde klachten heeft ontwikkeld weken na het scooterongeval, kan, mede gezien het voorgaande, niet worden afgeleid dat belanghebbende ten tijde van het tekenen van de VSO op 23 februari 2021 door dat ongeval arbeidsongeschikt was dan wel kon voorzien dat hij dit op korte termijn zou worden.
Is de bestreden besluitvorming zorgvuldig tot stand gekomen?
5.6.
Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres over de zorgvuldigheid van de besluitvorming overweegt de rechtbank allereerst dat zij geen aanleiding ziet om te oordelen dat het UWV nader onderzoek naar de medische situatie van belanghebbende ten tijde van het aangaan van de VSO had moeten doen. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt al dat de in beroep aanwezige stukken in het dossier onvoldoende aanknopingspunten bieden om tot een zorgvuldig oordeel te komen. Als eiseres van mening is dat dit anders ligt, lag het op haar weg om dit, voor zover mogelijk met stukken, nader te onderbouwen.
5.7.
Voor zover eiseres heeft aangevoerd dat het UWV het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden door eiseres voorafgaand aan het nemen van gewijzigde bestreden besluit niet in de gelegenheid te stellen om te reageren op de (medische) informatie die belanghebbende in bezwaar nog had overgelegd aan het UWV, overweegt de rechtbank dat dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden gepasseerd. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres door het achterwege laten van die gelegenheid tot het reageren op de informatie in haar belangen is geschaad, nu zij in beroep voldoende de gelegenheid heeft gehad om haar standpunt nader toe te lichten en zij daarvan ook gebruik heeft gemaakt.
5.8.
Uit overwegingen 5.1 tot en met 5.7 volgt dat de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond zal verklaren, met toepassing van artikel 6:22 van de Awb conform overweging 5.7.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht in het bestreden besluit heeft geoordeeld dat eiseres aan belanghebbende vanaf 1 juni 2021 een ZW-uitkering dient te betalen.
Omdat er sprake was van een gebrek en artikel 6:22 van de Awb is toegepast, krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van
€ 837,-. Omdat eiseres geen griffierecht heeft betaald vanwege het van rechtswege ontstane beroep na de gewijzigde besluitvorming, hoeft het UWV geen griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 6 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Ziektewet
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Artikel 45, eerste lid aanhef en onder j, van de ZW luidt als volgt:
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen weigert het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend: (…)
j. indien de verzekerde door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het Uitvoeringsfonds voor de overheid, de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager benadeelt of zou kunnen benadelen.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt een maatregel als bedoeld in het eerste lid afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging kan worden verweten. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Blijkens het zesde lid worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten wordt bij het niet nakomen van verplichtingen uit de vierde categorie de maatregel vastgesteld op een blijvend gehele weigering van de uitkering, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:118.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:129.