AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete na gebruik van een geschorst voertuig
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) opgelegd over de periode van 28 juni 2020 tot en met 27 juni 2021, alsook een verzuimboete van € 753. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende op 4 juni 2021 gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een geschorst voertuig. De rechtbank stelt vast dat de vrijstelling van MRB voor het rijden naar een APK-keuring niet van toepassing was, aangezien er geen keuring op die datum plaatsvond. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende niet kon vertrouwen op de informatie op de website van de RDW, die niet voldoende duidelijk was over de voorwaarden voor het rijden met een geschorst voertuig.
De rechtbank oordeelt ook over de verzuimboete. Hoewel belanghebbende stelt dat hij geen verwijt treft, concludeert de rechtbank dat de boete terecht is opgelegd, maar matigt deze tot € 190. Dit is gebaseerd op de omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat belanghebbende zich wilde houden aan de regels, maar niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geldende voorwaarden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking en bepaalt dat belanghebbende recht heeft op terugbetaling van het griffierecht en een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.
Voetnoten
1.Artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB).
2.Artikel 35, tweede lid, van de Wet MRB.
3.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet MRB.
4.Ingevolge hoofdstuk V van de Wegenverkeerswet 1994.
5.Artikel 72, eerste lid, onderdeel m, van de Wet MRB.
7.Artikel 37 van de Wet MRB, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
9.Artikel 1, aanhef en onder c en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in samenhang met artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.
10.Artikel 2, eerste lid, letter e, van het Bpb.
11.Artikel 1, letter a, van het Bpb.
13.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.