ECLI:NL:RBZWB:2023:5076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1309
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en terugvordering door Baanbrekers na vermeende fraude met onroerend goed in China

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van Weely, en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering over de periode van 11 november 2015 tot en met 10 augustus 2017, welke door Baanbrekers was vastgesteld op basis van vermoedens van fraude. Baanbrekers had het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Baanbrekers onvoldoende bewijs heeft geleverd dat eiseres eigenaar was van een woning in China en dat de waarde daarvan de vermogensvrije grens overschreed. Eiseres had weliswaar een woning verzwegen, maar Baanbrekers moest eerst aannemelijk maken dat eiseres mede-eigenaar was en dat het vermogen relevant was voor de bijstandsverlening. De rechtbank oordeelde dat Baanbrekers niet had aangetoond dat eiseres in de relevante periode eigenaar was van de woning en dat de waarde daarvan de vermogensvrije grens overschreed.

Daarnaast heeft de rechtbank beoordeeld dat eiseres niet voldoende had onderbouwd hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien, wat leidde tot de conclusie dat zij de inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waardoor het besluit van Baanbrekers om de bijstandsuitkering in te trekken en terug te vorderen standhield. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, en het griffierecht werd niet terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1309 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.A.M. van Weely),
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder.

Procesverloop

Baanbrekers heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken over de periode van
11 november 2015 tot en met 10 augustus 2017.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 13 januari 2022 heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Baanbrekers heeft op 26 april 2022 gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, [naam tolk] als tolk, en namens Baanbrekers [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres heeft over de periode 11 november 2015 tot 10 augustus 2017 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ontvangen. Bij besluit van
13 november 2017 is de uitkering met ingang van 11 augustus 2017 beëindigd wegens het overschrijden van de maximale toegestane verblijfsduur in het buitenland.
Baanbrekers heeft in 2017 meerdere keren melding gekregen van fraude. Er zou sprake zijn van een appartement in China, Chinese bankrekeningen, luxe uitgaven en vakanties. In 2018 is Baanbrekers een onderzoek gestart naar eiseres en zijn er diverse bewijsstukken opgevraagd.
Bij besluit van 6 mei 2021 (primair besluit I) heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken over de periode 11 november 2015 tot en met 10 augustus 2017, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
Bij besluit van 5 oktober 2021 (primair besluit II) heeft Baanbrekers het te veel aan verleende bijstand (€ 26.649,49) teruggevorderd.
Met het bestreden besluit van 13 januari 2022 heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Beroepsgronden
2. Eiseres is van mening dat zij alle informatie waarover zij redelijkerwijs kon beschikken met betrekking tot het onroerend goed in China aan Baanbrekers heeft overgelegd. Het feit dat het Internationaal Bureau Fraudeinformatie (IBF) geen onderzoek kon doen in China, bevestigt volgens eiseres dat het niet redelijk is om van haar te verlangen hiervan desondanks nog meer bewijs te leveren. Ook betwist eiseres dat zij eigenaar dan wel bezitter van onroerend goed in China is (geweest). De waarde van dit goed is dus niet relevant voor het vaststellen van haar vermogenspositie. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat zij Baanbrekers al het bewijs heeft geleverd omtrent de wijze waarop zij heeft voorzien in de kosten van levensonderhoud. De maandelijkse bijstortingen van haar ex-partner zouden niet voor eiseres zijn bedoeld, maar om de lening van haar familie af te lossen. Ten derde stelt eiseres dat zij alle informatie over de reizen en verblijven in het buitenland heeft geleverd en dat zij duidelijk heeft gemaakt hoe de vliegtickets in 2016 zijn gefinancierd.
Ten slotte stelt eiseres dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien, omdat zij met haar huidig inkomen uit arbeid onder het sociaal minimum uitkomt indien zij de in de relevante periode de door haar ontvangen algemene- en bijzondere bijstand moet terugbetalen. Ook kan zij niet veel werken vanwege de medische situatie van haar zoon.
Wet- en regelgeving
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Oordeel
4. De rechtbank stelt voorop dat een besluit tot intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering een voor de betrokkene belastend besluit is. Dit brengt mee dat het aan Baanbrekers is om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en omstandigheden en dat op hem de bewijslast rust ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering van het recht op bijstand. [1]
4.1
De te beoordelen periode loopt van 11 november 2015 tot 10 augustus 2017.
Woning in China
5. Niet in geschil is dat eiseres bij het invullen van het aanvraagformulier geen melding heeft gemaakt bij Baanbrekers over de aankoop van de woning dan wel het bestaan daarvan. Eiseres is van mening dat zij geen eigenaar is van de woning en dat de waarde van dit goed niet relevant is voor het vaststellen van haar vermogenspositie. Hoewel niet ter discussie staat dat eiseres een woning in China heeft verzwegen, leidt dit niet direct tot een grond voor intrekking. Baanbrekers moet eerst aannemelijk maken dat betrokkene
(mede-)eigenaar is van de woning. Ook moet aannemelijk zijn dat het vermogen van de woning een dusdanige waarde vertegenwoordigt, dat het (resterend) vrij te laten bescheiden vermogen wordt overschreden.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Baanbrekers niet aannemelijk gemaakt dat eiseres in de relevante periode eigenaar van de woning was en dat de waarde van de woning de vermogensvrije grens overschrijdt. Vaststaat dat al in 2018 gegevens met betrekking tot de woning zijn opgevraagd bij eiseres. Eiseres heeft op dit verzoek gereageerd door het overleggen van een verklaring. In de verklaring is opgenomen dat haar moeder en zus de kosten hebben voldaan van de woning en daardoor naar Chinees recht als eigenaar zouden moeten worden aangemerkt. Vervolgens heeft het onderzoek twee jaar stilgelegen en is op 22 oktober 2020 opnieuw door Baanbrekers verzocht om bewijsstukken met betrekking tot het eigendom van de woning. Eiseres heeft hierop een eigendomsbewijs overgelegd. Op het eigendomsbewijs staat dat de zus van eiseres per 13 mei 2019 eigenaar van de woning is. Hieruit volgt niet dat eiseres eigenaar is van de woning en evenmin dat de waarde daarvan de vermogensvrije grens overschrijdt. Dat het IBF geen onderzoek kan doen in China en dat geen Kadaster bestaat, hoort voor rekening en risico van Baanbrekers te komen. Weliswaar geldt dat eiseres als betrokkene bij de overeenkomst van 21 februari 2014 over de financiering van de woning beter in staat moet worden geacht dan Baanbrekers om over informatie te kunnen beschikken. Daartegenover staat dat van Baanbrekers mocht worden verwacht dat meer specifiek werd aangegeven welke informatie eiseres had moeten overleggen. Eiseres heeft namelijk in 2018 en in 2020 steeds gereageerd op de verzoeken om aanvullende informatie doormiddel van het overleggen van stukken. Ook heeft zij in de beroepsprocedure nog een Juridisch Adviesrapport van een Chinees advocatenkantoor ingediend. Pas ter zitting heeft Baanbrekers aangegeven dat concreet gedacht kan worden aan een koopcontract, hypotheekovereenkomst of waardebepaling van de woning. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te laat, zodat aan eiseres niet kan worden tegengeworpen dat zij deze stukken niet heeft overgelegd.
Kosten van levensonderhoud
6. Uit de onderzoeksresultaten van Baanbrekers blijkt dat eiseres over de periode in geding onregelmatige uitgaven voor levensmiddelen heeft gedaan. Zo is uit onderzoek naar de bankafschriften gebleken dat zij in sommige maanden (november 2015, februari 2016, juni 2016, juli 2016, augustus 2016, maart 2017 en september 2017) weinig tot geen uitgaven doet voor de kosten van levensonderhoud en in sommige maanden (maart 2016, mei 2016 en juni 2016) neemt zij juist veel contanten op. De uitgaven in de maanden november 2015, februari 2016, juni 2016, juli 2016, augustus 2016, maart 2017 en september 2017 liggen onder de Nibud-norm van € 177,33 (vanaf december 2016: € 374,43) per maand die op eiseres situatie van toepassing is. De Nibud-norm is geen harde norm, maar het is op grond van vaste rechtspraak van de CRvB [2] wel een algemeen geaccepteerde richtsnoer om te bepalen hoeveel een gezin nodig heeft voor levensonderhoud. Als een betrokkene veel minder geld uitgeeft aan levensmiddelen dan de Nibud-norm, dient daarvoor een afdoende verklaring gegeven te worden. Baanbrekers heeft daarom van eiseres mogen verlangen dat zij met concrete en verifieerbare gegevens onderbouwt hoe zij in haar levensonderhoud heeft voorzien. Eiseres is hier niet in geslaagd.
6.1
Baanbrekers heeft ook een internetonderzoek naar het uitgavenpatroon van eiseres gedaan. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat eiseres vaak - soms wekelijks - uiteten ging, uit ging in clubs, naar de bioscoop ging en ook middelen heeft om bijvoorbeeld vuurwerk te kopen of te gaan shoppen in Maastricht. Eiseres heeft pas ter zitting verklaard dat zij geld heeft geleend van haar zusje en bepaalde kosten heeft gedekt middels een belastingteruggave. Zij heeft dit standpunt niet middels concrete en verifieerbare gegevens onderbouwd.
6.2
Aangezien onduidelijkheid bestaat over de financiële situatie van eiseres, voornamelijk over de vraag hoe zij in de te beoordelen periode in de kosten van levensonderhoud heeft voorzien, heeft Baanbrekers zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres daardoor de inlichtingenplicht van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, heeft geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De vraag met welke middelen eiseres haar vliegtickets in 2016 en 2017 heeft betaald en de onduidelijke situatie met betrekking tot haar Visa Card is hierdoor niet relevant, omdat hetgeen hiervoor is overwogen al maakt dat er sprake is van een onduidelijke financiële situatie.
Terugvordering
7. Bij een intrekking op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet wegens schending van de inlichtingenplicht verplicht artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet Baanbrekers om de betaalde bijstand in zijn geheel terug te vorderen. Dit is op grond van het achtste lid alleen anders als sprake is van dringende redenen. Van dergelijke redenen kan enkel sprake zijn als een terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen met zich meebrengt. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken. [3]
7.1
Eiseres stelt dat zij met haar huidig inkomen uit arbeid onder het sociaal minimum uitkomt indien zij de in de relevante periode door haar ontvangen algemene- en bijzondere bijstand moet terugbetalen. Daarnaast stelt eiseres dat zij niet veel kan werken vanwege de medische situatie van haar zoon. Het beroep van eiseres op dringende redenen slaagt niet. Eiseres heeft een betalingsregeling van Baanbrekers geaccepteerd. Bovendien heeft eiseres bij de invordering als schuldenaar de bescherming van de regels over de beslagvrije voet die zijn neergelegd in de artikelen 475b tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Er is daarmee voldoende rekening gehouden met de financiële positie van eiseres.
Conclusie en gevolgen
8. Omdat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, wordt het beroep ongegrond verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit stand kan houden.
8.1
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, worden de proceskosten van eiseres niet vergoed. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 18 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet (Pw)
Artikel 11, eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17, eerste lid
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, eerste en achtste lid
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2939.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 12 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:892.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3710.