In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 beoordeeld. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 43.144, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. Belanghebbende, inwoner van België, had in 2016 de volledige hypotheekrente van de gezamenlijke woning betaald, maar de inspecteur erkende slechts 50% van deze rente als aftrekbaar, met de stelling dat er geen onderhoudsverplichting bestond. De rechtbank oordeelt dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld en dat de betaalde hypotheekrente niet als onderhoudsverplichting kan worden afgetrokken. Dit oordeel is gebaseerd op de inhoud van het echtscheidingsconvenant, waarin een nihilbeding is opgenomen, en de voorwaarden waaronder de eigendom van de woning aan belanghebbende is toebedeeld. De rechtbank concludeert dat de volledige economische eigendom van de woning pas in 2018 is overgedragen, waardoor belanghebbende in 2016 slechts recht had op 50% van de woning. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, waardoor de aanslag en de belastingrentebeschikking in stand blijven.