ECLI:NL:RBZWB:2023:5122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10326897 CV EXPL 23-355
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige facturen met vermindering wegens schending precontractuele informatieverplichtingen

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Budget Thuis B.V., handelend onder de naam Budget Energie, en een gedaagde partij. Budget Energie vorderde betaling van achterstallige facturen ter hoogte van € 675,79, bestaande uit een hoofdsom van € 565,98, buitengerechtelijke incassokosten van € 84,90 en wettelijke rente. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij de facturen al had betaald, maar kon dit niet voldoende onderbouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst bestond voor de levering van gas en elektriciteit, en dat de gedaagde in gebreke was met de betaling. Echter, de rechtbank oordeelde dat Budget Energie haar precontractuele informatieverplichtingen niet volledig was nagekomen, wat leidde tot een vermindering van de hoofdsom met 25%. De rechtbank heeft de hoofdsom vastgesteld op € 424,49, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat niet was gebleken dat aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW was voldaan. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 589,91. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10326897 CV EXPL 23-355
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap
BUDGET THUIS B.V., H.O.D.N. BUDGET ENERGIE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Budget Energie,
gemachtigde: J.J. Sikkema, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
voorheen procederende in persoon, thans bij gemachtigde: mr. P.A. van der Schee.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 januari 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de aanvullende conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met productie.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen heeft een overeenkomst bestaan voor de levering van gas en elektriciteit op het [adres01] te [plaats01] .
2.2
[gedaagde01] betaalde een maandelijks voorschot. Dit voorschot was bij vooruitbetaling verschuldigd. Er was door [gedaagde01] een machtiging afgegeven voor automatische incasso van het voorschot van zijn bankrekening.
2.3
Budget Energie heeft - voor zover relevant – een viertal facturen verstuurd aan [gedaagde01] :
Factuurnummer Factuurdatum Factuurbedrag
[nummer 1] 01-07-2020 € 103,00
[nummer 2] 01-08-2020 € 103,00
[nummer 3] 11-08-2020 € 228,98
[nummer 4] 01-09-2020 € 131,00
2.4
In de periode na 10 juli 2020 heeft Budget Energie meerdere betalingsherinneringen per e-mail aan [gedaagde01] verstuurd.
2.5
Op 23 oktober 2020 heeft Budget Energie een aanmaning verstuurd aan [gedaagde01] met de volgende inhoud:
“Ondanks al onze inspanningen hebben wij geen volledige betaling van u ontvangen.
Wij bieden u een laatste mogelijkheid de achterstand van € 565,98 zonder wettelijke incassokosten aan ons te voldoen.
Ontvangen wij uiterlijk 9 november 2020 geen volledige betaling, dan wordt de vordering verhoogd met € 84,90 wettelijke incassokosten en direct overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.”

3.Het geschil

3.1
Budget Energie vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van € 675,79 (bestaande uit de hoofdsom van € 565,98, de buitengerechtelijke incassokosten van € 84,90 en de wettelijke rente tot 12 januari 2023 van € 24,91), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 565,98 vanaf 12 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
3.2
Budget Energie legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde01] uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst verplicht is tot betaling van de facturen genoemd onder 2.3. [gedaagde01] is in gebreke gebleven met de betaling van het aan Budget Energie verschuldigde bedrag.
3.3
[gedaagde01] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat hij de gevorderde facturen al heeft betaald. [gedaagde01] heeft een aantal afschriften van zijn bankrekening overgelegd waaruit dit blijkt. [gedaagde01] kan zelf geen betaling vinden die ziet op de factuur van 1 september 2020, maar misschien kan zijn bank (ING) dat wel.

4.De beoordeling

Precontractuele informatieverplichting
4.1
De vordering is volgens de stellingen van Budget Energie gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument die is gesloten in een vestiging van de Mediamarkt. Het betreft dus een overeenkomst die is gesloten buiten de verkoopruimte van Budget Energie. Dit heeft tot gevolg dat Budget Energie zich aan enkele aanvullende verplichtingen dient te houden ten opzichte van [gedaagde01] . Zo dient Budget Energie voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst bepaalde essentiële informatie aan [gedaagde01] te verschaffen. Om welke informatie het gaat, wordt benoemd in de artikelen 6:230m lid 1 onder a, b, c, e, f, g, h, o en p en 6:230t BW. Dat aan deze verplichtingen wordt voldaan, dient door Budget Energie gemotiveerd gesteld en onderbouwd te worden. De kantonrechter moet ambtshalve nagaan of Budget Energie zich aan haar verplichtingen houdt, dus ook als [gedaagde01] daar geen verweer tegen voert. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
4.2
De informatie genoemd in artikel 6:230m lid 1 BW dient op duidelijke en begrijpelijke wijze door Budget Energie aan [gedaagde01] te worden verstrekt. Als de informatie in de algemene voorwaarden wordt opgenomen, dan moet worden voldaan aan de eisen die zijn genoemd in het Tiketa-arrest (HvJ EU 24 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112).
4.3
Budget Energie heeft in de dagvaarding gesteld dat zij heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Budget Energie een printscreen overgelegd van haar aanmeldproces en het aanbod dat de consument digitaal kan bekijken door op een link te klikken.
4.4
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Budget Energie niet (volledig) aan haar precontractuele informatieverplichtingen voldaan. Uit de overgelegde stukken volgt niet dat Budget Energie het modelformulier voor herroeping al voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde01] ter beschikking heeft gesteld.
4.5
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad moet de kantonrechter aan een schending van de informatieverplichtingen gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. De kantonrechter overweegt daarbij dat een vermindering van de eventueel hierna nog toe te wijzen hoofdsom met 25% op zijn plaats is.
Hoofdsom
4.6
[gedaagde01] heeft het bestaan van de overeenkomst met Budget Energie niet weersproken. Nu hij zich op het standpunt stelt dat hij de gevorderde facturen reeds heeft voldaan, ligt het op zijn weg om dit voldoende te onderbouwen en, voor zover daaraan wordt toegekomen, te bewijzen. [gedaagde01] heeft daartoe bankschriften overgelegd waarop betalingen aan Budget Energie te zien zijn op 12 maart, 31 maart, 11 juli, 21 augustus en 20 oktober 2020. Budget Energie heeft hiertegen aangevoerd dat de betalingen van 12 maart, 31 maart, 11 juli en 20 oktober 2020 zien op andere facturen, waarvan in deze procedure geen betaling wordt gevorderd. Ten aanzien van de betalingen van 12 maart, 31 maart en 20 oktober 2020 heeft [gedaagde01] dit vervolgens niet weersproken, zodat de kantonrechter uit gaat van de juistheid van de stellingen van Budget Energie op dit punt.
4.7
Met betrekking tot de betaling van 11 juli 2020 heeft [gedaagde01] wel weersproken dat deze aan een andere factuur mocht worden toegerekend. Budget Energie heeft deze betaling toegerekend aan de factuur van 1 juni 2020. Kennelijk heeft zij zich hierbij gebaseerd op artikel 6:43 lid 2 BW. Dit artikel bepaalt dat toerekening plaatsvindt aan de meest bezwarende verbintenis of, als de verbintenissen even bezwarend zijn, aan de oudste verbintenis. [gedaagde01] heeft niet weersproken dat de betaling voor de maand juni op dat moment nog open stond. Hij heeft evenmin aangevoerd dat hij bij de betaling een betalingskenmerk heeft ingevoerd op grond waarvan de betaling aan de factuur van de maand juli 2020 had moeten worden toegerekend. [gedaagde01] heeft weliswaar aangevoerd dat toerekening aan een oudere factuur (die van 1 juni 2020) niet logisch is indien er een recentere factuur openstaat, maar dit verweer treft gelet op het voorgaande geen doel.
4.8
Ten aanzien van de betaling op 21 augustus 2020 heeft Budget Energie onweersproken gesteld dat deze betaling is gestorneerd. Dit betreft dus een vaststaand feit.
4.9
Ten aanzien van de factuur van 1 september 2020 heeft [gedaagde01] aangevoerd niet te kunnen onderbouwen dat deze factuur is betaald, omdat hij de betaling niet terug kan vinden. Voor zover [gedaagde01] een bewijsaanbod heeft gedaan in de vorm van een bevestigende verklaring van zijn bank over de betaling, oordeelt de kantonrechter dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen nu het verweer onvoldoende is onderbouwd.
4.1
De conclusie is dat [gedaagde01] de door Budget Energie gestelde feiten onvoldoende heeft weersproken en zijn verweer daarmee onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter zal het verweer daarom passeren. De hoofdsom is toewijsbaar, met inachtneming van de sanctie die aan Budget Energie wordt opgelegd wegens het schenden van haar precontractuele informatieverplichtingen. De kantonrechter wijst aan hoofdsom een bedrag toe van € 424,49 (€ 565,98 minus 25%).
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11
Budget Energie vordert ook een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gebleken dat in de aanmaning aan [gedaagde01] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven, ingaande de dag na ontvangst ervan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
Wettelijke rente
4.12
[gedaagde01] heeft de maandelijkse kosten te laat betaald en verkeert daarom in verzuim. Dit leidt ertoe dat Budget Energie aanspraak kan maken op de wettelijke rente. Gelet op de gedeeltelijke afwijzing van de hoofdsom, wijst de kantonrechter de wettelijke rente alleen toe over het toegewezen deel van de hoofdsom.
Proceskosten
4.13
[gedaagde01] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten, waaronder de nakosten, worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Budget Energie als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 322,00
- explootkosten € 107,91
- salaris gemachtigde
€ 160,00(2,00 punten x € 80,00)
Totaal € 589,91
4.14
De kantonrechter begroot de na dit vonnis te maken kosten op € 40,00 aan salaris gemachtigde als [gedaagde01] niet vrijwillig binnen 14 dagen na aanschrijving van Budget Energie aan dit vonnis heeft voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde01] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Budget Energie te betalen een bedrag van € 424,49, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het verzuim is ingetreden tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Budget Energie tot dit vonnis vastgesteld op € 589,91, daarin begrepen een bedrag van € 160,00 aan salaris voor de gemachtigde van Budget Energie;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vorderingen van Budget Energie voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.