ECLI:NL:RBZWB:2023:5328
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot hypotheekrenteaftrek en verzuimboete
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2023 wordt het beroep van belanghebbende tegen de beslissingen van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. Het betreft een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018, waarbij ook een belastingrentebeschikking en een verzuimboete aan de orde zijn. De inspecteur had eerder een aanslag opgelegd, die belanghebbende betwistte, maar zijn bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De inspecteur behandelde het bezwaar als een verzoek om ambtshalve vermindering, waarop gedeeltelijk werd ingegaan.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op een hogere hypotheekrenteaftrek dan door de inspecteur is verleend. De inspecteur had de aanslag IB/PVV 2018 ambtshalve verminderd, maar de rechtbank concludeert dat de inspecteur de boete terecht heeft opgelegd. Belanghebbende had niet overtuigend aangetoond dat de lening bij Credivance was aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning, wat noodzakelijk is voor aftrekbaarheid van de rente. De rechtbank wijst ook het beroep op het vertrouwensbeginsel af, omdat belanghebbende niet heeft bewezen dat hij op basis van eerdere aanslagen mocht vertrouwen op aftrekbaarheid.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de aanslag, belastingrentebeschikking en boetebeschikking in stand blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.