ECLI:NL:RBZWB:2023:5350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3046
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep dat eiseres heeft ingesteld na een eerdere uitspraak van 4 juli 2022. In die uitspraak werd bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen binnen tien weken moest beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft verweerder op 5 juni en 23 juni 2023 verzocht om de benodigde stukken en een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft hieraan geen gehoor gegeven. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om op basis van de beschikbare stukken uitspraak te doen. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen.

De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 27 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 4 juli 2022, (ECLI:NL:RBZWB:2022:3673). In die uitspraak staat dat verweerder binnen tien weken alsnog moet beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De rechtbank heeft verweerder op 5 juni 2023 en op 23 juni 2023 verzocht de op zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Tot op heden heeft verweerder hieraan geen gehoor gegeven. Dat betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken, ingediend door eiseres, uitspraak zal doen.
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de rechtbank in de uitspraak van 4 juli 2022 al een termijn heeft gesteld waarbinnen verweerder een nieuwe beslissing moest nemen. [2]
5. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op het bezwaar van eiseres.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
7. Volgens het landelijke beleid wordt in gevallen als deze, waarin verweerder na een door de rechter gestelde termijn nog steeds geen besluit op bezwaar heeft genomen, de dwangsom bepaald op € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, verweerder de onder 6. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 7. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 27 juli 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.