In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep dat eiseres heeft ingesteld na een eerdere uitspraak van 4 juli 2022. In die uitspraak werd bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen binnen tien weken moest beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder volgens haar niet tijdig heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft verweerder op 5 juni en 23 juni 2023 verzocht om de benodigde stukken en een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft hieraan geen gehoor gegeven. Hierdoor is de rechtbank genoodzaakt om op basis van de beschikbare stukken uitspraak te doen. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, en is openbaar gemaakt op 27 juli 2023.