Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen
[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1. Wat zijn de feiten?
2. Welke gronden heeft eiser aangevoerd?
3. Wat is het wettelijk kader?
4. Was het college bevoegd om de last onder dwangsom op te leggen?
Onder ‘wonen’ worden volgens vaste rechtspraak van de ABRvS [4] uiteenlopende vormen van huisvesting begrepen. Daaronder valt ook het verhuren van kamers aan personen die niet tot het huishouden van de verhuurder behoren. Voor wonen is daarnaast een zekere duurzaamheid vereist. De duur van het verblijf is volgens de ABRvS niet doorslaggevend voor de vraag of een verblijf voldoende duurzaam is om te worden aangemerkt als "wonen". Van belang zijn ook de andere omstandigheden van het geval. Onder ‘recreatie’ wordt in het dagelijks spraakgebruik verstaan: ‘verblijf gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding’. [5] Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat onder het begrip ‘recreatief wonen’ moet worden verstaan: een vorm van duurzame huisvesting gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank niet het standpunt van verzoeker dat geen verschil bestaat tussen recreatief wonen – dat enige vorm van duurzaamheid vereist – en het recreatief verhuren aan steeds andere personen. Voor de uitleg van het begrip recreatief wonen kan daarom ook niet worden aangesloten bij de definitie van recreatiewoning die in de planregels [6] staat opgenomen. In paragraaf 5.2 van de toelichting op het bestemmingsplan staat onder ‘artikel 12’ ook niet dat recreatiewoningen binnen de bestemming ‘Wonen – Vrijstaande Landhuizen’ zijn toegestaan. Dat dit mogelijk wel is toegelaten binnen de bestemming ‘Wonen’, maakt het voorgaande niet anders. Dat is immers niet de bestemming die aan de woning van eiser is toegekend.