ECLI:NL:RBZWB:2023:5675

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5302
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Participatiewet na weigering huisbezoek

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg heeft op 9 augustus 2022 de aanvraag van eiser afgewezen, omdat hij de inlichtingenplicht had geschonden door niet op rechtmatigheidsgesprekken te verschijnen en geen bewijsstukken in te leveren. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat er een redelijke grond was voor een huisbezoek, omdat eiser tijdens een rechtmatigheidsgesprek tegenstrijdige informatie heeft verstrekt over zijn woon- en leefsituatie. Eiser had aangegeven dat hij samenwoont met zijn zus, maar later ontkende hij dit. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de aanvraag om bijstand heeft afgewezen, omdat eiser de medewerkingsplicht heeft geschonden door het huisbezoek te weigeren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een zwaarwegend belang om niet mee te werken aan het huisbezoek.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en openbaar gemaakt op 11 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5302 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. C. van der Ent),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college),

verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet.
Met het besluit van 9 augustus 2022 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Participatiewet afgewezen.
Met het besluit van 6 oktober 2022 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en [naam 2] als gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

1.
Feiten en omstandigheden
Eiser ontving een bijstandsuitkering vanaf 30 januari 2020, laatstelijk naar de norm kostendelers voor twee personen. Deze uitkering is bij besluit van 4 mei 2022 ingetrokken vanaf 20 april 2022. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden door niet op rechtmatigheidsgesprekken te verschijnen en geen bewijsstukken in te leveren.
Eiser heeft op 19 mei 2022 opnieuw een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet.
Met het primaire besluit heeft het college besloten om de aanvraag van eiser af te wijzen. Het college heeft zich hierbij op het standspunt gesteld dat de woon- en leefsituatie van eiser niet vastgesteld kon worden, doordat eiser geweigerd heeft mee te werken aan een huisbezoek op 3 augustus 2022, ook na herhaaldelijke uitleg over de consequenties van deze weigering.
Eiser heeft tegen de afwijzing bezwaar ingediend bij het college en een verzoek om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter. Met de uitspraak van 22 september 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening afgewezen. [1]
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat eiser onvoldoende medewerking heeft verleend om het recht op bijstand vast te kunnen stellen door een huisbezoek te weigeren.
2.
Beroepsgronden
Eiser voert aan dat dat hij de medewerkingsplicht niet geschonden heeft. Hij betwist dat er een redelijke grond voor een huisbezoek was. Voorts voert eiser aan dat hij niet mee heeft kunnen werken aan het huisbezoek, omdat hij een privéafspraak had na het gesprek bij de gemeente. Het college heeft eiser overvallen met de vraag een huisbezoek af te leggen. De vijf minuten hersteltermijn waren onvoldoende om een weloverwogen afweging te maken.
3.
Wettelijk kader
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4.
Beoordeling
4.1
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden eisers aanvraag om bijstand heeft afgewezen, omdat hij de medewerkingsplicht heeft geschonden door het huisbezoek te weigeren en zijn recht op bijstand hierdoor niet was vast te stellen.
Was er een redelijke grond voor een huisbezoek?
4.2
Volgens vaste rechtspraak [2] kunnen aan het niet meewerken aan een huisbezoek pas gevolgen worden verbonden - in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van bijstand - indien voor dat huisbezoek een redelijke grond bestaat. Van een redelijke grond voor een huisbezoek is sprake als voorafgaand aan - dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij aanvang van - het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand en het bijstandsverlenend orgaan deze gegevens niet op een andere effectieve en voor betrokkene minder belastende wijze kan verifiëren.
4.3
Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van een redelijke grond voor een huisbezoek. Op het aanvraagformulier voor de bijstandsuitkering heeft eiser aangegeven dat hij samenwoont met zijn zus. Tijdens het rechtmatigheidsgesprek op
3 augustus 2022 tussen de toezichthouders en eiser heeft eiser aangegeven dat hij niet meer samenwoont met zijn zus, maar dat er nog wel spullen van haar in zijn woning aanwezig waren. Dit geeft voldoende gerede twijfel over de door eiser verstrekte informatie over zijn woon- en leefsituatie. Temeer omdat eiser in het verleden niet op eigen initiatief gemeld had dat zijn zus bij hem inwoonde.
4.4
De rechtbank stelt daarbij vast dat er geen effectievere en minder belastende manier was om de woon- en leefsituatie van eiser vast te stellen. De twijfel over de woon- en leefsituatie van eiser ontstond immers pas tijdens het rechtmatigheidsgesprek. Voor het college is het belangrijk om onmiddellijk een huisbezoek af te kunnen leggen om een opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie voor het huisbezoek een wijziging wordt aangebracht. Dan is dit controlemiddel veel minder effectief.
4.5
Ter zitting verklaarde het college desgevraagd dat alleen met een huisbezoek vastgesteld kon worden of de zus van eiser daadwerkelijk bij eiser woonde. Alleen op die manier is volgens het college vast te stellen of de spullen van de zus daar slechts opgeslagen liggen of dat de spullen ook daadwerkelijk gebruikt worden. Dat laatste geval zou erop duiden dat de zus van eiser bij hem inwoont. De rechtbank onderschrijft deze verklaring, mede gezien het feit dat eiser daar niets tegenover heeft gesteld.
Heeft eiser de medewerkingsplicht geschonden?
4.6
Omdat er sprake is van een redelijke grond voor het afleggen van een huisbezoek, dient de vraag beantwoord te worden of eiser de medewerkingsplicht heeft geschonden door het huisbezoek te weigeren.
4.7
De rechtbank is van oordeel dat eiser de medewerkingsplicht heeft geschonden. Bij de aanvang van het genoemde rechtmatigheidsgesprek gaf eiser aan dat hij er rekening mee gehouden had dat het gesprek mogelijk 1,5 uur zou kunnen duren en dat hij verder geen afspraken had. Op het moment dat het college aangaf een huisbezoek af te willen leggen en dit binnen de genoemde 1,5 uur af te kunnen ronden, gaf eiser aan dat hij daaraan geen medewerking kon verlenen, omdat hij een privéafspraak had. Dit zijn tegengestelde verklaringen.
4.8
Daarbij komt dat, zoals aangegeven, in het algemeen groot gewicht toekomt aan het belang van een bijstandsverlenend orgaan om, zo nodig, onmiddellijk een huisbezoek af te leggen om een door een betrokkene opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat anders de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie tussentijds een wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel sterk aan effectiviteit inboet. Pas als betrokkene daar een voldoende zwaarwegend belang tegenover stelt, en bij betwisting aannemelijk maakt, dient dit belang van het bijstandsverlenend orgaan daarvoor te wijken. Als in een dergelijke situatie niet van het onverwijld afleggen van een huisbezoek wordt afgezien, kan de weigering om daaraan medewerking te verlenen niet aan betrokkene worden tegengeworpen. [3] Het ligt op de weg van een belanghebbende om aannemelijk te maken dat er sprake van een zwaarwegende reden is. [4]
4.9
Eiser heeft alleen aangegeven dat hij een privéafspraak had die voor hem belangrijk was. Hij heeft niet toegelicht wat voor afspraak dat was en waarom deze afspraak belangrijk voor hem was. Hierdoor heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een zwaarwegend belang.
4.1
Eiser stelt bovendien dat hij overvallen was door de vraag om toestemming voor een huisbezoek. De vijf minuten bedenktijd waren voor hem te kort om een weloverwogen afweging te maken. Hij beroept zich daarbij op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 november 2021. [5] Eiser geeft aan psychische problemen te hebben en dat het college daarvan op de hoogte was.
4.11
De rechtbank oordeelt dat niet gebleken is van een met de genoemde uitspraak vergelijkbare situatie. In de genoemde uitspraak betrof het een zwakbegaafd persoon met een bipolaire stoornis die tijdens het rechtmatigheidsgesprek heftige emoties ervaarde. Bij eiser is hiervan geen sprake. Uit de stukken blijkt weliswaar dat eiser medicatie krijgt om zijn depressieve- en angstgevoelens te onderdrukken, maar hieruit is niet aannemelijk geworden dat deze problemen ten tijde van het gesprek van invloed waren op zijn beslissing tot weigering van het huisbezoek.
Tussenconclusie
4.12
Eiser heeft de medewerkingsplicht geschonden door het huisbezoek te weigeren. Hierdoor kon het college de woon- en leefsituatie en vervolgens het recht op een bijstandsuitkering van eiser niet vaststellen. Het college was daarom bevoegd om eisers aanvraag om bijstand af te wijzen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers - van Es, griffier, op 11 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

PARTICIPATIEWET
Artikel 11, eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17, tweede lid
De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.