ECLI:NL:RBZWB:2023:5925

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering WIA-uitkering na ontvangst Oostenrijkse uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres had een WIA-uitkering ontvangen van het UWV voor de periode van 18 maart 2020 tot en met 31 december 2021, maar het UWV vorderde een bedrag van € 2.055,80 terug omdat eiseres ook een Oostenrijkse uitkering ontving. Eiseres maakte bezwaar tegen deze terugvordering, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond en handhaafde het primaire besluit. Eiseres stelde dat zij niet op de hoogte was van het te veel ontvangen bedrag en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, gezien haar psychische problemen en de ziekte van haar partner. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht de terugvordering had ingesteld, omdat eiseres erkende dat zij een te hoog bedrag had ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en verklaarde het beroep ongegrond. Hierdoor blijft het bestreden besluit van het UWV in stand, en krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding of griffierecht terug.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3529 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. A.E. Osseweijer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de terugvordering van ontvangen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
In het besluit van 7 februari 2022 (primair besluit) heeft het UWV de WIA-uitkering van eiseres over de periode van 18 maart 2020 tot en met 31 december 2021 gedeeltelijk teruggevorderd voor een bedrag van € 2.055,80 bruto, omdat gebleken is dat zij in deze periode ook een Oostenrijkse uitkering ontving. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 15 juni 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres bijgestaan door [naam 1], de gemachtigde van eiseres en [naam 2] namens het UWV.
Bij sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt de terugvordering onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
1.1.
Eiseres heeft zich op 21 maart 2018 ziekgemeld. Op 17 december 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In het aanvraagformulier heeft eiseres aangegeven dat zij in de periode van september 1981 tot en met juli 1985 werkzaam is geweest in Oostenrijk.
1.2.
In het besluit van 25 februari 2020 is met ingang van 18 maart 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toegekend.
1.3.
Bij brieven van 6 oktober 2021 en 26 november 2021 heeft het UWV informatie opgevraagd bij de Oostenrijkse instanties. De Oostenrijkse instantie heeft diverse informatie naar het UWV toegezonden.
1.4.
In het besluit van 5 januari 2022 heeft het UWV de WIA-uitkering van eisers per 18 maart 2020 herzien, omdat zij ook een uitkering uit Oostenrijk ontvangt. Het UWV zal nagaan of zij de te veel betaalde uitkering kan verrekenen met de Oostenrijkse uitkering. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen ingesteld.
1.5.
In het primaire besluit vordert het UWV de te veel betaalde WIA-uitkering van
€ 2.055,80 terug. Daarbij is vermeld dat verrekening met de uitkering uit Oostenrijk niet mogelijk is, omdat de Oostenrijkse uitkering al aan eiseres is uitbetaald. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Wettelijk kader
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is de omvang van het geding?
3.1.
Ter zitting is er door de gemachtigde van eiseres uiteengezet dat in het bezwaar van 18 maart 2022 en het beroep tegen de terugvordering ook een bezwaar en beroep tegen het besluit van 5 januari 2022, waarin de uitkering van eiseres is herzien, moet worden gelezen. Ten tijde van die herzieningsbeslissing was eiseres vanwege haar psychische klachten niet in staat om bezwaar te maken of juridische bijstand in te schakelen om dit namens haar te doen. Daarom is het bezwaar tegen dit besluit verschoonbaar te laat ingediend. Daarnaast heeft het UWV in het besluit van 5 januari 2022 niet duidelijk gemaakt dat er sprake was van een herziening van de uitkering van eiseres. Eiseres kon dit niet opmaken uit de inhoud van het besluit.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de omvang van het geding zich beperkt tot het beroep tegen de terugvordering van de te veel betaalde uitkering. De rechtbank stelt vast dat het herzieningsbesluit van 5 januari 2022 voldoende duidelijk is. In dit besluit en de daarbij behorende bijlage staat dat de WIA-uitkering van eiseres per 18 maart 2020 wijzigt in die zin dat maandelijks een bedrag van € 94,18 (Oostenrijkse uitkering) op de WIA-uitkering in mindering wordt gebracht. Indien eiseres het daarmee niet eens was, had zij bezwaar kunnen maken. Dit heeft zij niet gedaan. Uit het bezwaarschrift van 18 maart 2022, gericht tegen de terugvordering, blijkt niet dat eiseres ook (laattijdig) bezwaar had willen maken tegen de herziening. Dit is niet eerder dan ter zitting door (de gemachtigde van) eiseres naar voren gebracht. Dit betekent dat het herzieningsbesluit van 5 januari 2022 niet onder de omvang van het geding valt. De rechtbank zal daarom alleen de terugvordering van de te veel betaalde uitkering beoordelen. Aan de beoordeling of er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding komt de rechtbank dan ook niet toe.
Heeft het UWV terecht de te veel betaalde WIA-uitkering teruggevorderd?
4.1.
Eiseres erkent dat zij een te hoog bedrag aan WIA-uitkering heeft ontvangen. Het UWV heeft volgens eiseres echter geen rekening gehouden met het feit dat het haar per 18 maart 2020 redelijkerwijs niet duidelijk was of kon zijn dat zij een te hoog bedrag aan WIA-uitkering ontving. Daarbij verwijst eiseres naar artikel 3 van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkering 2006 (de Beleidsregels). Het UWV past sinds 2012 de Richtlijnen ‘Redelijkerwijs duidelijk’ toe. [1] Eiseres heeft in bezwaar op deze richtlijn een beroep gedaan. Deze bezwaren hadden door het UWV inhoudelijk moeten worden beoordeeld. Eiseres kan zich wel vinden in een terugvordering vanaf 5 januari 2022, omdat het haar vanaf dat moment duidelijk was dat zij te veel uitkering ontving. Voor de periode daarvoor geldt volgens eiseres dat zij daarvan niet op de hoogt was, waardoor het UWV had kunnen en moeten afzien van een verrekening met terugwerkende kracht.
Daarnaast stelt eiseres dat er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Eiseres heeft toegelicht dat het ontvangen van een Oostenrijks pensioen haar deed herinneren naar een periode waarin zij veel heeft meegemaakt. Zij kreeg daarom last van psychische problemen. Daarnaast bleek in deze periode haar partner ook ernstig ziek. Daarin had het UWV aanleiding moeten zien om dringende redenen aan te nemen en van terugvordering af te zien.
4.2.
Het UWV is van mening dat op goede gronden de te veel betaalde uitkering is teruggevorderd, omdat deze onverschuldigd is betaald. Het beoordelingskader van de richtlijn ‘Redelijkerwijs duidelijk’ is niet van toepassing op de terugvordering. Daarnaast kan er ook geen beroep worden gedaan op de door eiseres aangehaalde beleidsregels. Deze zijn volgens het UWV van toepassing op een situatie als bedoeld in artikel 76 van de WIA. Om van terugvordering af te zien volgt het UWV de Beleidsregel terug- en invordering. Uit deze beleidsregels volgt onder welke voorwaarden er van terugvordering mag worden afgezien. Een van die voorwaarden is de dringende redenen. Volgens het UWV kan in dat wat eiseres naar voren heeft gebracht geen dringende redenen worden gezien. Het UWV ziet geen reden om geheel of gedeeltelijk van de terugvordering af te zien.
4.3.
De rechtbank overweegt dat vast staat dat eiseres een te hoog bedrag aan WIA-uitkering heeft ontvangen vanwege het, naast haar WIA-uitkering, ontvangen van een Oostenrijkse uitkering. De WIA-uitkering is daarom herzien vanaf 18 maart 2020 bij besluit van 5 januari 2022 op grond van artikel 76 van de WIA. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit in rechte vast staat. Daarmee staat vast dat sprake is van onverschuldigd betaalde uitkering. Op grond van artikel 77 van de WIA is het UWV verplicht om onverschuldigd betaalde uitkering terug te vorderen, tenzij er sprake is van een dringende reden.
4.4.
De door eiseres aangehaalde beleidsregels en richtlijnen kunnen naar oordeel van de rechtbank niet worden betrokken bij het oordeel over de terugvordering van de te veel betaalde uitkering. Deze beleidsregels zien namelijk niet op de terugvordering van te veel betaalde uitkering op grond van artikel 77 van de WIA, maar op (onder meer) herziening van uitkering op grond van artikel 76 van de WIA. [2]
4.5.
Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat haar medische situatie, de medische situatie van haar partner en de ervaringen die zij in Oostenrijk heeft meegemaakt aanleiding hadden moeten zijn om dringende redenen aan te nemen. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat dringende redenen slechts gelegen kunnen zijn in de onaanvaardbaarheid van de sociale of financiële gevolgen die voor eiseres als gevolg van terugvordering van de WIA-uitkering optreden. [3] Het moet gaan om een incidenteel geval, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de terugvordering nare herinneringen bij eiseres oproept aan de periode dat zij in Oostenrijk werkte, en de medische situatie van haarzelf en haar partner voor een zware periode heeft gezorgd, kan hierin echter geen dringende redenen worden gevonden om van terugvordering af te zien. Van onaanvaardbare sociale of financiële consequenties als gevolg van de terugvordering is onvoldoende gebleken. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiseres het bedrag dat werd teruggevorderd in een keer heeft voldaan.
4.6.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het UWV terecht de te veel betaalde uitkering van eiseres heeft teruggevorderd.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand zal blijven.
6. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt zij het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 23 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
Op grond van artikel 76, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) herziet het UWV beschikkingen op grond van deze wet of trekt dergelijke beschikkingen in, indien:
ls gevolg van het niet of niet volledig nakomen van de artikelen 27 tot en met 32 en de daarop berustende bepalingen het recht op een uitkering op grond van deze wet niet of niet meer kan worden vastgesteld of ten onrechte is vastgesteld of de hoogte van de uitkering ten onrechte op een te hoog bedrag is vastgesteld;
de verstrekking van een voorziening als bedoeld in artikel 34a, eerste lid, of 35 ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;
anderszins de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Op grond van artikel 77, eerste lid, van de WIA wordt een uitkering die op grond van de WIA alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald en hetgeen als gevolg van een beschikking als bedoeld in artikel 76 door het UWV onverschuldigd is betaald of verstrekt door het UWV teruggevorderd.
Op grond van artikel 77, zesde lid, van de WIA kan het UWV, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006:
Op grond van artikel 3, derde lid, van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 wordt, indien het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt, de uitkering ingetrokken of herzien met terugwerkende kracht tot een met de dag waarop het de verzekerde redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt.

Voetnoten

1.Eiseres verwijst in dit kader naar CRvB 5 november 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG3734.
2.Zie in dit kader ook CRvB 6 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9650.
3.CRvB 14 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1051 en CRvB 3 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:232.