In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de herzieningsbeschikking van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had het verlies van belanghebbende voor het jaar 2015 herzien, omdat hij van mening was dat de leningen die belanghebbende had verstrekt aan haar minderheidsaandeelhouders onzakelijk waren. De rechtbank oordeelt dat sommige leningen inderdaad onzakelijk zijn, terwijl andere dat niet zijn. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur terecht het verlies heeft herzien voor de onzakelijke leningen, maar dat de afwaardering van de leningen die als zakelijk worden aangemerkt, ten laste van de winst kan worden gebracht. De rechtbank heropent het onderzoek om de hoogte van het afwaarderingsverlies te bepalen, aangezien de afwaarderingen niet per lening zijn uitgesplitst. De rechtbank benadrukt dat de inspecteur niet het vertrouwen heeft gewekt dat hij het verlies niet zou herzien, en dat het enkele verstrijken van tijd niet voldoende is om een beroep te doen op het vertrouwensbeginsel. De zaak wordt verder onderzocht om de exacte bedragen van de leningen en de afwaarderingen vast te stellen.