ECLI:NL:RBZWB:2023:6139
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit uitbreiding horeca en realisering appartementen met betrekking tot vergunningverlening en geluidsnormen
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt het beroep van verzoeker tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert behandeld. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 november 2021, dat betrekking heeft op de uitbreiding van de horeca en de realisering van drie appartementen op het perceel aan de [straatnaam] 126 te [woonplaats]. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het beroep en het verzoek op 16 maart 2022 behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. K.G.A.P. Boemaars, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. Z.A.G. Piroe. De vergunninghoudster, De Bollen Buiken Beheer B.V., was ook aanwezig.
In een tussenuitspraak van 30 maart 2022 werd vastgesteld dat het bestreden besluit een gebrek vertoonde, omdat er geen verklaring van bedenkingen was afgegeven door de gemeenteraad, wat wel vereist was. Het college kreeg de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Op 23 januari 2023 werd een herstelbesluit genomen, waarin de verklaring van geen bedenkingen werd opgenomen. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter concludeert dat het college het geconstateerde gebrek heeft hersteld door alsnog een verklaring van geen bedenkingen in te brengen.
De voorzieningenrechter beoordeelt vervolgens of de verleende vergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Verzoeker stelt dat hij geluidsoverlast zal ondervinden van de horecagelegenheid. De voorzieningenrechter oordeelt dat de geluidsnormen niet worden overschreden en dat de vergunningvoorschriften voldoende handhaafbaar zijn. Ook de zorgen over parkeeroverlast worden besproken, waarbij de voorzieningenrechter oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat er geen parkeeroverlast zal zijn. Uiteindelijk verklaart de voorzieningenrechter het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het besluit in stand, en veroordeelt het college tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan verzoeker.