ECLI:NL:RBZWB:2023:6329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
21/5004
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake de huurtoeslag en belastbaar inkomen box 3

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. Het betreft een bezwaar tegen de berekening van de huurtoeslag voor het jaar 2018, waarbij de inspecteur het bezwaar heeft afgewezen en belanghebbende niet is verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden.

De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de grondslag voor de berekening van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen niet te hoog heeft vastgesteld. Belanghebbende stelt dat zijn aandeel in onroerend goed in Marokko en een schuld aan mevrouw [naam 1] niet in aanmerking zijn genomen. De rechtbank oordeelt dat het conservatoir beslag op het onroerend goed de waarde van belanghebbendes aandeel niet vermindert en dat de schuld aan mevrouw [naam 1] niet aannemelijk is gemaakt.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de inspecteur onterecht heeft gehandeld. De uitspraak op bezwaar is voldoende gemotiveerd, ook al is deze niet onderbouwd met relevante wetgeving of jurisprudentie. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5004

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 oktober 2021.
1.1.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de Belastingdienst Toeslagen waarbij de huurtoeslag voor het jaar 2018 is berekend op € 0. De inspecteur heeft het bezwaar aangemerkt als gericht tegen de aan belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
1.4.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 4 mei 2023 naar het [adres 1] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 5 mei 2023 op dit adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de grondslag voor de berekening van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (de rendementsgrondslag) niet te hoog heeft vastgesteld. Daarbij gaat het in het bijzonder om de volgende twee vragen: (i) of belanghebbendes aandeel in het onroerend goed in Marokko zijn vermogen verhoogt; en (ii) of een schuld aan mevrouw [naam 1] in aanmerking moet worden genomen.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de rendementsgrondslag niet te hoog vastgesteld. Het conservatoir beslag dat rustte op het onroerend goed in Marokko vermindert de waarde van belanghebbendes aandeel in dat onroerend goed niet en de gestelde schuld aan mevrouw [naam 1] kan niet in mindering worden gebracht op de rendementsgrondslag. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende is, tezamen met vier broers en zusters, voor 1/5e deel gerechtigd tot onroerend goed in Marokko, dat deel uitmaakt van de nalatenschap van zijn vader. Het onroerend goed heeft op 1 januari 2018 een totale waarde van € 225.857 (€ 65.616 + € 160.241).
4.1.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2018 aangifte IB/PVV gedaan naar, onder meer, een inkomen uit sparen en beleggen van nihil.
4.2.
Bij brief van 24 december 2020 heeft de inspecteur aan belanghebbende aangekondigd dat hij zal afwijken van het in de aangifte IB/PVV 2018 aangegeven inkomen uit sparen en beleggen.
4.3.
De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2018 vastgesteld naar, onder meer, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 312. Daarbij is de inspecteur uitgegaan van een rendementsgrondslag van € 15.498, bestaande uit € 327 (banktegoeden) en € 45.171 (waarde aandeel onroerend goed) verminderd met € 30.000 heffingsvrij vermogen. De inspecteur heeft bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2018 rekening gehouden met een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het onroerend goed in Marokko, waardoor per saldo geen belasting over het inkomen uit sparen en beleggen is verschuldigd.
4.4.
Tot de gedingstukken behoort een (in het Frans gestelde) apostille, gedateerd 16 november 2015, met (vrij vertaald) de volgende tekst:

Ondergetekende, mevrouw [naam 1] , van Marokkaanse nationaliteit, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] Marokko, identiteitskaart [nummer] , wonende op [adres 2] ,
Verklaart hierbij dat ik getuige ben geweest dat mijn echtgenoot, wijlen de heer [naam 2] , tussen 1998 en 2002 een bedrag van 1.951.380, 00 (een miljoen negenhonderdvijftigduizend driehonderdtachtig) dirhams aan wijlen de heer [belanghebbende] heeft geleend.
Door deze toezegging van erkenning zal ik de erfgenamen van de overleden heer [belanghebbende] vragen het hierboven genoemde geleende bedrag terug te betalen na de verkoop van hun geërfd huis in Marokko.”

Motivering

Vooraf: belang
5. Hoewel belanghebbende geen belasting verschuldigd is over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen, heeft hij wel belang bij beoordeling van het geschil vanwege de gevolgen van het vastgestelde inkomen voor de huurtoeslag.
Motiveringsbeginsel
6. Belanghebbende stelt dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd, omdat deze onvoldoende is gemotiveerd door de inspecteur. Volgens belanghebbende is het onduidelijk waarop de beslissing van de inspecteur berust en heeft de inspecteur zijn beslissing niet onderbouwd met relevante wetgeving of jurisprudentie. De rechtbank vat de stelling van belanghebbende op als een beroep op het motiveringsbeginsel.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van een schending van het motiveringsbeginsel. De inspecteur verwijst in de uitspraak op bezwaar naar de motivering zoals opgenomen in zijn brief van 24 augustus 2021. Rekening houdend met de inhoud van die brief is de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd. De inspecteur heeft voldoende inzicht gegeven in de argumenten waarom hij het bezwaar heeft afgewezen, ook al heeft de inspecteur zijn beslissing niet onderbouwd met relevante wetgeving of jurisprudentie. Ook de omstandigheid dat belanghebbende zich niet kan vinden in de beslissing van de inspecteur, betekent niet dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd.
Conservatoir beslag
7. Belanghebbende stelt dat er een blokkade rust op het onroerend goed in Marokko, waardoor zijn vermogen door het onroerend goed niet wordt verhoogd. De rechtbank begrijpt dat belanghebbende daarmee bedoelt te stellen dat het conservatoir beslag dat rustte op het onroerend goed in Marokko een waardeverminderende factor is en tot gevolg heeft dat de waarde van zijn aandeel in het onroerend goed voor de belastingheffing nihil is.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank vormt de omstandigheid dat conservatoir beslag was gelegd op het onroerend goed in Marokko geen waardeverminderende factor. [1] Evenmin kan het conservatoir beslag op het onroerend goed in Marokko in aanmerking worden genomen als een schuld die de rendementsgrondslag verminderd. Dat betekent dat de waarde van belanghebbendes aandeel in het onroerend goed in Marokko voor de volledige waarde tot de rendementsgrondslag wordt gerekend.
Schuld aan mevrouw [naam 1]
8. Belanghebbende stelt verder dat het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op nihil moet worden vastgesteld omdat op het onroerend goed in Marokko een schuld rust van 1.951.380,00 Marokkaanse dirham. In dat kader verwijst belanghebbende naar de apostille (zie 3.4). Belanghebbende meent dat de inspecteur gebonden is aan hetgeen in de apostille is verklaard op grond van het Apostilleverdrag [2] , omdat dat tot gevolg heeft dat een Marokkaans stuk, voorzien van een apostille, gelegaliseerd is en klaar voor gebruik in Nederland.
8.1.
De inspecteur betwist het bestaan van een schuld. Het door belanghebbende overgelegde stuk is naar zijn mening niet meer dan een eenzijdige verklaring van mevrouw [naam 1] .
8.2.
Op belanghebbende, die stelt dat een schuld in aanmerking moet worden genomen bij het vaststellen van de rendementsgrondslag, rust als meest gerede partij de bewijslast om het bestaan van die schuld aannemelijk te maken. Uit de door belanghebbende overgelegde stukken blijkt dat het zou gaan om een totale schuld voor de vijf erfgenamen van 1.951.380 Marokkaanse dirham of ongeveer € 175.000 uit de periode 1998-2002. Dat is niet een gering bedrag, dus verwacht mag worden dat de schuldeiser en schuldenaar daarover ten minste iets op papier hebben gezet als bewijs van het bestaan van die schuld, de al dan niet verschuldigde rente en de aflossing. Als dat soort stukken er niet zijn, zou toch ten minste verwacht mogen worden dat er gegevens zijn over de wijze waarop de schuld zou zijn ontstaan, op welke wijze en wanneer de betalingen door de heer [naam 2] aan de vader zijn verricht en de besteding van de betaalde bedragen door de vader. Alleen een eenzijdige verklaring van iemand die stelt schuldeiser te zijn, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voor het bestaan van de schuld.
8.3.
Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het Apostilleverdrag. Dat verdrag stelt stukken zoals de apostille vrij van het vereiste van legalisatie. Over de apostille is in artikel 5 van het verdrag bepaald (1) dat de apostille wordt afgegeven op verzoek van de ondertekenaar of de houder van het stuk, (2) dat de apostille – als deze behoorlijk ingevuld is – de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het stuk heeft gehandeld en, in voorkomend geval, de identiteit van het zegel of het stempel op het stuk bevestigt en (3) dat de handtekening, het zegel of het stempel op de apostille niet voor echt behoeven te worden verklaard. Anders dan belanghebbende meent kan aan dit verdrag niet worden ontleend dat de apostille als sluitend bewijs moet worden aanvaard.
8.4.
Uit het voorgaande volgt dat belanghebbende met hetgeen hij heeft gesteld en overgelegd niet aannemelijk heeft gemaakt dat op rendementsgrondslag een schuld in mindering moet worden gebracht.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2023 door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 14 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG4235.
2.Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten van 5 oktober 1961,