ECLI:NL:RBZWB:2023:6601

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
C/02/395260/HA ZA 22-107
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beschuldigingen van aanranding door gemeente Tilburg; vordering tot verbod en dwangsom

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Tilburg en [naam02 + naam03]. De Gemeente Tilburg vorderde een verbod voor [naam02 + naam03] om zich uit te laten over beschuldigingen van aanranding door [naam01], een ambtenaar van de gemeente. De rechtbank oordeelde dat de herhaalde beschuldigingen van aanranding door [naam02 + naam03] onrechtmatig zijn, omdat deze geen steun vinden in feitenmateriaal en schadelijk zijn voor de eer en goede naam van [naam01] en de gemeente Tilburg. De rechtbank heeft de vorderingen van de Gemeente Tilburg toegewezen, inclusief een dwangsom van € 5.000 voor elke overtreding van het verbod, met een maximum van € 250.000. In reconventie hebben [naam02 + naam03] hun vorderingen tot schadevergoeding en erkenning van onrechtmatig handelen door de gemeente afgewezen zien worden, omdat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims van misbruik van bevoegdheid door de gemeente. De rechtbank heeft hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/395260 / HA ZA 22-107
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van

1.GEMEENTE TILBURG,

te Tilburg,
2.
[naam01],
te [plaats01] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: gemeente Tilburg c.s., en afzonderlijk: gemeente Tilburg en [naam01] ,
advocaat: mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda,
tegen

1.[naam02] ,

te Tilburg,
2.
[naam03],
te Tilburg,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [naam02 + naam03] en afzonderlijk: [naam02] en [naam03] ,
advocaat: mr. I.A.C. Cools te Tilburg.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Partijen hebben al jaren een moeizame relatie met elkaar. [naam02 + naam03] beschuldigen [naam01] van aanranding van mevrouw [naam03] . Gemeente Tilburg c.s. willen dat [naam02 + naam03] stoppen met het uiten van deze beschuldiging, en krijgen daarin gelijk. [naam02 + naam03] vinden dat gemeente Tilburg c.s. hen zonder goede reden controleren en daarin te ver gaan. [naam02 + naam03] krijgen ongelijk.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 juni 2022 en de daarin genoemde processtukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de door [naam02 + naam03] ingediende productie 9;
  • de mondelinge behandeling van 19 juni 2023, en het daarvan opgestelde proces-verbaal en de gemaakte aantekeningen door de griffier.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[naam01] is sinds eind 2007 in dienst van de gemeente Tilburg, laatstelijk in de functie van [functie01] . [naam02 + naam03] zijn inwoners van de gemeente Tilburg.
3.2.
Tussen de gemeente Tilburg en [naam02 + naam03] bestaat sinds 2005 een moeizame relatie. In dat jaar heeft de gemeente Tilburg in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek het recht op uitkering van [naam02 + naam03] beoordeeld. Dit heeft geleid tot een besluit tot intrekking en terugvordering van de uitkering over een langere periode. De Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van de gemeente Tilburg in stand gelaten.
3.3.
[naam02 + naam03] hebben op 3 november 2011 via hun advocaat bij de gemeente Tilburg een klacht ingediend over [naam01] . De klachtbrief, gericht aan [naam01] , vermeldt onder meer het volgende:
“Cliënten lieten mij weten reeds geruime tijd hinder te ondervinden van bemoeienissen vanuit de gemeente Tilburg. Hierbij komt opvallend vaak uw naam boven in de diverse contacten. (…)
Zo liet mevrouw [naam03] weten dat zij op een onheuse manier door u bejegend is. U zou haar tijdens een gesprek op het gemeentehuis het gemeentekantoor hebben uitgeduwd. Cliënte was hiervan uiterst ontdaan en zij heeft hiervan aangifte willen doen bij de politie. Zij is ook daadwerkelijk naar het politiebureau te Tilburg gegaan alwaar de betreffende verbalisante haar halverwege het gesprek, zodra uw naam werd genoemd, heeft aangeraden even te wachten. Later zou deze verbalisante cliënte telefonisch hebben geadviseerd de zaak te laten rusten met het oog op uw positie.
3.4.
Gemeente Tilburg heeft de klacht bij brief van 8 maart 2012 ongegrond verklaard, op basis van het advies van de klachtencommissie van 8 maart 2012. De klachtencommissie heeft de klacht onderzocht. De klachtencommissie heeft [naam02 + naam03] gehoord, en heeft [naam01] en zijn collega [getuige01] gehoord. De klachtencommissie vermeldt in haar advies:
“(…) De Commissie hecht er verder aan te vermelden, dat haar gebleken is, dat de heer [naam02] in het verleden onderwerp is geweest van de zogenaamde “patseraanpak”, maar dat dit niet meer het geval is en dat de concrete klachten ook geen relatie hebben met die aanpak. (…)
Er is niet gebleken van enige vorm van ongepast handelen of van het proberen te voorkomen, dat een aangifte in behandeling wordt genomen. De verklaringen van klagers en beklaagde staan recht tegenover elkaar. Mevrouw [getuige01] , die op het moment van de gestelde mishandeling in de kamer aanwezig was, onderschrijft de verklaring van de heer [naam01] . (…)”
3.5.
[naam03] heeft in 2013 aangifte gedaan tegen [naam01] vanwege aanranding. Op 8 februari 2014 heeft [naam01] van de officier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Brabant een kennisgeving van sepot ontvangen. Volgens de officier van justitie is [naam01] ten onrechte als verdachte aangemerkt. Het door [naam03] ingediende beklag tegen het sepot (een zogenaamde artikel 12-Sv procedure) is door het gerechtshof ongegrond verklaard.
3.6.
Op 23 juni 2014 heeft een handhavingsactie plaatsgevonden vanuit de gemeente Tilburg bij de panden van [naam02 + naam03] Het
‘operationeel plan integrale handhavingsactie [naam02] ’vermeldt onder andere:
“(…)Algemene informatie / actuele situatie
Sinds jaar en dag wordt [naam02] en zijn familie besproken op diverse integrale overleggen. Reden hiervan is het ondermijnende gedrag van de familie. [naam02] heeft diverse objecten in eigendom of huurt deze van o.a. de gemeente. Er is geen zicht op de activiteiten op deze locaties. Ook is geen duidelijk beeld op de feitelijke bewoning van de diverse onroerende zaken. (…)
Deze actiedag in het kader van de BIT (Bestuurlijk interventie team) is gericht op het uitstralen van één overheid, een overheid die zich niet laat intimideren, maar een overheid die regels stelt én handhaaft. (…)
Algemene uitgangspunten
  • Het beleid is erop gericht dat de handhavingsactie ongestoord doorgang kan vinden.
  • Het moet [naam02] duidelijk worden dat de “lokale” overheid klaar met hem is.
Uitgangspunten gemeente
Het gedegen inventariseren en controleren van al het oneigenlijk gebruik van de panden/gronden/loodsen van [naam02] en overige overtredingen op grond van die wet- en regelgeving en die lokale verordeningen (art. 149 Gemeentewet) waarvoor het gemeentebestuur het bevoegd gezag is. Dit met als uiteindelijk doel om mogelijke fraude en misbruik van wet- en regelgeving te beëindigen.
Dit houdt in dat er onder meer gecontroleerd zal worden op:
  • Het bestaan van illegale bouwwerken
  • De constructieve veiligheid van de bouwwerken
  • De feitelijke bewoningssituatie
  • De brandveiligheid
  • Illegale bedrijvigheid (…)”
3.7.
[naam03] heeft op 7 mei 2015 aangifte gedaan tegen de burgemeester en wethouders, tegen iemand van handhaving van de gemeente Tilburg en tegen [naam01] van stalking. Verder is aangifte gedaan wegens misbruik van bevoegdheid door de gemeente Tilburg. Op 14 juli 2015 is van [naam03] een aanvullende verklaring opgenomen. In het proces-verbaal van dat verhoor is onder andere opgenomen:
“V: Zijn er nog andere zaken die we niet besproken hebben?
A: [naam01] heeft mij destijds van mijn stoel geduwd, bij mijn borsten gepakt en gezegd dat als ik aangifte zou doen, hij mij helemaal kapot zou maken. Dit staat ook allemaal in de brieven die wij nu inleveren bij u. En hij zorgt er nu ook voor dat mijn loods en de wei worden afgepakt. (…)”
3.8.
Op 20 juni 2017 heeft [naam02] een klacht ingediend bij de gemeente Tilburg over de handelswijze van de afdeling handhaving, in het bijzonder twee medewerkers. [naam02] is van mening dat de gemeente zich stelselmatig inmengt in zijn privéleven (en dat van zijn familie) en daarmee de gangbare controle- c.q. handhavingsbevoegdheid van een gemeente inmiddels ver overschreden heeft. In de klachtbrief wordt verwezen naar passages uit het ‘operationeel plan integrale handhavingsactie [naam02] ’ uit 2014.
3.9.
De klacht van [naam02] is op 2 augustus 2017 ongegrond verklaard.
3.10.
[naam02 + naam03] hebben op 2 juli 2018 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van 24 mei 2018 van de burgemeester van de gemeente Goirle, waarbij het bezwaar ter zake van het besluit van de burgemeester om een vergunningaanvraag buiten behandeling te laten, ongegrond is verklaard. In het beroepschrift staat onder meer te lezen:
“(…) In ieder geval sinds het jaar 2012 gaat het echtpaar gebukt onder acties van bepaalde ambtenaren of functionarissen van genoemde gemeente. Deze acties zijn gericht tegen het echtpaar en hun gezin. Niet valt uit te sluiten dat de aanleiding van deze acties is gelegen in het feit dat mevrouw [naam02] aangifte heeft gedaan tegen één van de gemeentefunctionarissen, welke aangifte uiteindelijk, ondanks een artikel 12 Sv- procedure niet heeft geleid tot vervolging. (…)”
3.11.
Tijdens de behandeling van het beroepschrift bij de bestuursrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2018 heeft [naam02] op de zitting opgemerkt:
“Sinds 2005 rechtszaken in Tilburg. Sindsdien altijd problemen met twee personen: [naam01] en [naam04] . Die laatste is nu burgemeester. Ik heb gelijk gekregen bij de CRvB. Daarna is het blijven sudderen. Er is een aanranding geweest van [naam01] tegen mijn vrouw. Er zijn daarna dingen gebeurd, er moeten binnenkort 13 ambtenaren bij de rechter-commissaris komen. De aanranding werd niet gehonoreerd.(…)
Uit principe. Burgemeester [naam04] krijgt dan zijn zin, als grote vriend van de aanrander van mijn vrouw. (…)”
3.12.
Op 20 december 2018 heeft [naam02] een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, vanwege het voornemen om een vordering op grond van onrechtmatige daad in te stellen tegen de gemeente Tilburg. Zowel [naam02] als [naam03] zijn op 3 juni 2019 als getuige gehoord.
3.13.
[naam02] heeft onder andere verklaard:
“Mijn vrouw is ooit eens aangerand door ene heer [naam01] , [functie02] bij de gemeente Tilburg. Mijn vrouw heeft daarover aangifte gedaan bij de politie. (…)”
3.14.
[naam03] heeft onder andere verklaard:
“Ik ben het meest geraakt door het feit dat zij mij alles hebben afgenomen en ook dat de heer [naam01] mij heeft aangerand. Dat gebeurde toen ik een afspraak had met mevrouw [getuige01] van de gemeente. Op enig moment kwam [naam01] binnen. Mevrouw [getuige01] ging even de kamer uit nadat zij de heer [naam01] aan mij had voorgesteld. Hij was haar baas zei ze. Toen mevrouw [getuige01] even de kamer uit was pakte [naam01] mij plots bij mijn borsten en zei mij dat het met ons afgelopen moest zijn, anders zou hij ons helemaal kapot maken. Mijn man zat buiten in de auto te wachten. En ik ben onmiddellijk met hem naar het politiebureau gereden. Hij moest daar voor iets anders zijn. Toen heb ik ook direct melding gemaakt van dit voorval. (…) Men drong er bij op aan die aangifte niet te doen (…)”
3.15.
Tijdens de voortzetting van het voorlopig getuigenverhoor op 9 september 2019 respectievelijk 6 november 2019 hebben eerder genoemde mevrouw [getuige01] en [naam01] een verklaring afgelegd.
3.16.
Mevrouw [getuige01] heeft onder andere verklaard:
“Ik heb 2 maal met mevrouw [naam02] persoonlijk contact gehad. 1 maal nadat zij mij overstuur had gebeld. Ik heb haar toen uitgenodigd voor een gesprek op het stadshuis. Zij is gekomen, maar dat verliep niet zoals zij dat zichzelf had voorgesteld. Omdat ik dat gesprek met haar in een rustige setting wilde voeren en er geen andere ruimte beschikbaar was dan de ruimte van mijn baas [naam01] , heb ik hem gevraagd of ik op zijn kamer het gesprek met mevrouw [naam02] kon hebben. Dat vond hij prima als hij maar rustig op zijn plek verder kon werken. Hij is geen moment alleen met haar in de kamer geweest en heeft ook niet deelgenomen aan het gesprek. Op enig moment is mevrouw [naam02] boos de kamer uit gelopen en ik ben haar nog achterna gelopen of zij ook daadwerkelijk de lift naar beneden zou nemen. Ik weet dat zij buiten nog stampij heeft gemaakt beneden bij de fontein. Nogmaals de heer [naam01] is geen moment alleen met mevrouw [naam02] geweest. (…)”
3.17.
[naam01] heeft onder andere verklaard:
“(…) U vraagt mij naar datgene waarover mevrouw [naam02] als getuige heeft verklaard, te weten dat ik haar zou hebben aangerand en waarover zij een klacht heeft ingediend en een aangifte heeft gedaan. Wat zij daarover vertelt is een leugen. Het betreft een bijeenkomst in mijn werkkamer van het gemeentehuis. Mijn collega mevrouw [getuige01] , kwam aan mij vragen of zij op mijn kamer een gesprek kon hebben met mevrouw [naam02] . Ik vond dat akkoord maar ik wilde wel kunnen blijven werken op mijn werkplek. Ik had in mijn tamelijk langwerpige kamer een spreektafel staan en enkele meters verder mijn werkbureau. Het gesprek tussen mevrouw [naam02] en mevrouw [getuige01] was al gaande toen ik via één van de twee toegangen tot mijn kamer binnenkwam. Ik kwam via de ingang vanuit de richting van de kamer waar mijn secretaresse waarmee ik direct achter mijn bureau kwam. Ik ben aan mijn bureau gaan zitten en heb niet deelgenomen aan het gesprek tussen mevrouw [naam02] en mevrouw [getuige01] . Ik heb haar ook niet de hand geschud. De deur naar de secretaressekamer stond open en is open blijven staan. Ik heb er enkele minuten gezeten en ben toen weer vertrokken. Ik heb mevrouw [naam02] daarna ook niet meer gezien. Het gesprek tussen mevrouw [naam02] en mevrouw [getuige01] was kennelijk geëindigd, althans zij waren er niet meer toen ik terugkwam. (…)”
3.18.
Gemeente Tilburg c.s. hebben [naam02 + naam03] bij brief van 23 december 2021 aansprakelijk gesteld. [naam02 + naam03] hebben aansprakelijkheid bij reactie van 12 januari 2022 afgewezen.
3.19.
Op 18 februari 2022 heeft [naam02] telefonisch contact opgenomen met het Klant Contact Center (“KCC”) van de gemeente Tilburg. Hij vroeg om een gesprek met een hoge ambtenaar vanwege een casus van een ambtenaar die iemand had aangerand. [naam02] is doorverbonden met mevrouw [woordvoerder gemeente01] , woordvoerder van de burgemeester van de gemeente Tilburg. In de notitie die mevrouw [woordvoerder gemeente01] heeft opgesteld van het telefoongesprek is onder meer vermeld:
“(…) De KCC- medewerker vertelde dat er iemand aan de lijn was die wilde spreken over een ambtenaar die iemand had aangerand, dat de zaak nog loopt, dat de gemeente voor schut zou gaan op deze casus en dat hij naar de krant zou gaan.
De heer [naam02] startte het gesprek met een uiteenzetting:
Er is een ambtenaar die mijn vrouw heeft aangerand, in een ruimte in het gemeentehuis. Daar heeft hij aangifte van willen doen 2-3 jaar geleden. Op het politiebureau wilde men de aangifte niet in behandeling nemen omdat de politieagent deze ambtenaar kende en hem eerst wilde raadplegen. Twee dagen later belde de politie en heeft toen gezegd dat meneer beter geen aangifte kon doen. Daar zouden problemen van komen. Dit betreft een invloedrijke persoon. (…) Deze ambtenaar probeert me al jaren kapot te maken. Anderhalve maand geleden heb ik een brief van de gemeente, van AKD gekregen. Daar stond een dreigement in. Mijn advocaat zegt dat de gemeente te ver is gegaan. Ze speelt gevaarlijk spel. Er wordt met gemeenschapsgeld een advocaat betaald voor die aanrander. (..)
Anderhalf jaar geleden is er een zaak geweest, daarin zijn ambtenaren gehoord. Daar is vastgesteld dat er sprake is van corruptie, valsheid in geschrifte, meineed. Waarom heb ik zoveel last van deze man. Dat maakt me laaiend. Ik ga hem last bezorgen, er komen verschillende artikelen, binnen twee weken, volgende week in de krant. Denk aan de Telegraaf. (…)
Hij denkt mijn vrouw kapot te maken. Ik pik het niet dat die ambtenaar klakkeloos blijft werken. Die brief waarin ik aansprakelijk wordt gesteld is een regelrechte bedreiging. (…) Als hij (de ambtenaar) slim is dan trekt hij zich terug. Als ze (de gemeente) doorgaan met mij lastigvallen, dan zoek ik week in week uit de krant. Dit is grensoverschrijdend gedrag. (…)
De heer [naam02] zocht nogmaals contact:
Iets later kreeg ik een terugbel notitie van het KCC, ik heb de heer [naam02] teruggebeld. Hij wilde nog toevoegen dat hij met zijn advocaat [naam05] had gesproken. Die had gezegd dat hij nog moest toevoegen: dat de gemeente nooit heeft gevraagd om een toelichting, dat de gemeente nooit op verzoeken is ingegaan om te praten, dat de gemeente op de hoogte is van deze zaak, dat de gemeente achter een vermeende aanrander staat, dat de gemeente zich had moeten distantiëren en dat de gemeente niet erkent wat er met hem en zijn vrouw gebeurd is. Jullie gaan een zware pijp roken.”

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Gemeente Tilburg c.s. vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [naam02 + naam03] veroordeelt om zich (voortaan) te onthouden van het doen van uitlatingen, zowel schriftelijk als mondeling, over de gemeente Tilburg c.s., in het bijzonder [naam01] , waarbij [naam01] wordt beschuldigd van aanranding, stalking, bedreiging, fysiek en/of verbaal geweld of andere strafbare gedragingen;
II. [naam02 + naam03] veroordeelt om aan de gemeente Tilburg c.s. te voldoen een direct opeisbare, niet voor matiging vatbare dwangsom van € 5.000,00 voor iedere keer dat [naam02 + naam03] in strijd met het onder I geformuleerde verbod handelen, met een maximum van € 250.000,00;
III. [naam02 + naam03] veroordeelt in de volledige proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn voldaan;
IV. [naam02 + naam03] veroordeelt in de nakosten, te begroten op € 124,00 aan salaris advocaat, na betekening te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en de kosten van betekening, vermeerderd met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen twee weken na betekening van het vonnis zijn voldaan.
4.2.
Gemeente Tilburg c.s. leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat [naam02 + naam03] de eer en goede naam van zowel de gemeente Tilburg als [naam01] hebben aangetast door [naam01] in het openbaar ten onrechte te beschuldigen van aanranding van [naam03] . Dit levert volgens gemeente Tilburg c.s. een onrechtmatige daad op (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek, “BW”).
4.3.
[naam02 + naam03] voeren verweer. [naam02 + naam03] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van gemeente Tilburg c.s., dan wel tot afwijzing van hun vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van gemeente Tilburg c.s. in de (na)kosten van deze procedure. [naam02 + naam03] beroepen zich op het recht van de vrijheid van meningsuiting. Zij staan volledig in hun recht om maatschappelijke misstanden aan de kaak te stellen, zodat er geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen, aldus [naam02 + naam03]
in reconventie
4.4.
[naam02 + naam03] vorderen – samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat gemeente Tilburg c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [naam02 + naam03] door gedurende een lange periode en op ondeugdelijke gronden inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [naam02 + naam03] ;
II. gemeente Tilburg c.s. veroordeelt in de kosten van de procedure, inclusief nakosten.
4.5.
[naam02 + naam03] voeren aan dat gemeente Tilburg c.s. jarenlang zonder deugdelijke grond met diverse instanties hebben gesproken over [naam02 + naam03] en dat er ten onrechte handhavingsacties zijn ingezet. Gemeente Tilburg c.s. hebben daarmee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam02 + naam03] Het stelselmatig zonder deugdelijk grond of onderbouwing, zonder toepassing van hoor en wederhoor en op oneigenlijke wijze gebruik maken van bevoegdheden, is onrechtmatig, aldus [naam02 + naam03]
4.6.
Gemeente Tilburg c.s. voeren verweer. Gemeente Tilburg c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [naam02 + naam03] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [naam02 + naam03] in de kosten van deze procedure. De vordering mist elke inhoudelijke grondslag en belang, aldus gemeente Tilburg c.s.
4.7.
De rechtbank gaat hierna bij de beoordeling in op de relevante stellingen die partijen in conventie en in reconventie hebben ingenomen.

5.De beoordeling

in conventie
het verbod op het doen van uitlatingen
5.1.
Gemeente Tilburg c.s. noemen in het petitum (de omschrijving van de vorderingen in de dagvaarding) beschuldigingen van aanranding, stalking, bedreigingen, fysiek en/of verbaal geweld of andere strafbare gedragingen aan het adres van [naam01] . Uit de rest van de dagvaarding en uit dat wat op de zitting is besproken, blijkt dat de kern zit in de beschuldiging van aanranding. Dit blijkt bijvoorbeeld expliciet uit randnummer 19 van de dagvaarding:
“In de onderhavige zaak gaat het om een ernstige beschuldiging (namelijk het strafbare feit van aanranding) aan het adres van dhr. [naam01] die al vele jaren als ambtenaar werkzaam is bij de gemeente.”De andere beschuldigingen zijn in de dagvaarding niet nader onderbouwd door gemeente Tilburg c.s., en komen voor het eerst op in het petitum. De rechtbank wijst de vordering daarom af voor zover die ziet op beschuldigingen van stalking, bedreigingen, fysiek en/of verbaal geweld of andere strafbare gedragingen.
5.2.
Het gevorderde gebod om zich te onthouden van het doen van uitlatingen is toewijsbaar voor zover het ziet op de beschuldiging van aanranding. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
Beoordelingskader
5.3.
Bij de beoordeling van de vraag of [naam02 + naam03] onrechtmatig hebben gehandeld jegens gemeente Tilburg c.s. door het uiten van de beschuldiging van aanranding aan het adres van [naam01] , en of zij zich in de toekomst zouden moeten onthouden van deze uitingen, is sprake van een botsing van twee fundamentele rechten. Aan de ene kant geldt de vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 7 Grondwet en artikel 10 van het Europees verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (“EVRM”). Aan de andere kant beschermt artikel 8 EVRM het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, waaronder ook is begrepen het recht op bescherming van de eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze rechten in het concrete geval zwaarder weegt, is afhankelijk van alle relevante omstandigheden van het geval. Bij deze afweging komt in beginsel geen voorrang toe aan een van beide rechten. Dat betekent dat de toetsing in één keer moet plaatsvinden, waarbij het oordeel dat een van beide rechten, gelet op alle relevante omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM en artikel 10 lid 2 EVRM (o.a. HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:569 en HR 12 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1046).
5.4.
Bij de toetsing die moet plaatsvinden om te komen tot het oordeel welke van de twee botsende grondrechten in dit geval voorrang krijgt, zijn onder meer de volgende omstandigheden relevant:
  • de aard van de door [naam02 + naam03] aan het adres van gemeente Tilburg c.s. geuite beschuldigingen en de ernst van de te daarvan te verwachten gevolgen,
  • de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die [naam02 + naam03] daarmee aan de kaak willen stellen,
  • de mate waarin die beschuldigingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal,
  • de inkleding van de door [naam02 + naam03] geuite beschuldigingen en
  • de mate van waarschijnlijkheid dat die beschuldigingen ook zonder de gewraakte uitingen van [naam02 + naam03] in het algemeen belang langs andere – voor gemeente Tilburg c.s. minder schadelijke – wijze openbaar zouden zijn geworden.
5.5.
Deze omstandigheden wegen niet allemaal even zwaar en zijn niet limitatief geformuleerd. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden toegekend, hangt af van het concrete geval. In dit geval betekent dat het volgende.
Ernstige beschuldiging die geen steun vindt in het feitenmateriaal
5.6.
De beschuldiging waar het in deze zaak om gaat, is de beschuldiging dat [naam01] [naam03] zou hebben aangerand toen zij voor een gesprek op het gemeentehuis aanwezig was. Deze beschuldiging is naar haar aard ernstig, nu dit ook een strafbaar feit oplevert.
5.7.
De beschuldiging vindt geen steun in het feitenmateriaal. Daarbij is van belang dat [naam03] in haar klacht van 3 november 2011 spreekt over onheuse bejegening door [naam01] in die zin dat hij haar tijdens een gesprek op het gemeentehuis het gemeentekantoor zou hebben uitgeduwd, en later bij een nadere verklaring in verband met een tweede aangifte op 14 juli 2015 (over een ander onderwerp) spreekt van het van de stoel duwen en bij haar borsten pakken door [naam01] . [naam03] is dan ook niet eenduidig geweest in haar verhaal. [naam03] heeft op 3 november 2011 een klacht ingediend over [naam01] , waarbij de feitelijke toedracht is onderzocht. Na dit onderzoek is de klacht op 8 maart 2012 ongegrond bevonden door de klachtencommissie. Na de eerste aangifte bij de politie in 2013 is [naam01] als verdachte gehoord, maar het Openbaar Ministerie heeft in 2014 besloten tot een sepot omdat [naam01] ten onrechte als verdachte is aangemerkt, een beslissing die later in het kader van een artikel 12 Sv procedure door het gerechtshof in stand is gelaten. [naam01] en mevrouw [getuige01] hebben in 2019 in het kader van de voorlopige getuigenverhoren ontkend dat er sprake is geweest van aanranding of ander fysiek contact tussen [naam01] en [naam03] . De beschuldiging van aanranding wordt ondanks verschillende onderzoeken dan ook op geen enkele wijze ondersteund met feitenmateriaal.
Herhaaldelijk in het openbaar geuit
5.8.
Deze constatering weerhoudt [naam02 + naam03] er niet van om de beschuldiging te blijven herhalen. Na de seponering door het Openbaar Ministerie hebben [naam02 + naam03] de beschuldiging van aanranding door [naam01] geuit tijdens de zitting bij de bestuursrechter op 13 november 2018 en tijdens het voorlopig getuigenverhoor op 3 juni 2019. Beide procedures zijn openbaar. Meer recent heeft [naam02] de beschuldiging herhaald tijdens een telefoongesprek in februari 2022 met het KCC en de woordvoerder van de gemeente Tilburg, mevrouw [woordvoerder gemeente01] . De advocaat van [naam02 + naam03] heeft tijdens de zitting in algemene bewoordingen betwist dat het gesprek heeft plaatsgevonden, maar deze blote ontkenning is voor de rechtbank onvoldoende om aan het gedetailleerde gespreksverslag en de onder ede afgelegde verklaring van mevrouw [woordvoerder gemeente01] te twijfelen. De advocaat van gemeente Tilburg c.s. heeft aangegeven dat [naam02] op 24 december 2021 na ontvangst van de aansprakelijkstelling tot tweemaal toe telefonisch contact met hem heeft opgenomen, en daarbij heeft gezegd dat [naam01]
“een gore leugenaar”en een
“vieze vuile verkrachter van mijn vrouw”is. De wederom in algemene bewoordingen gestelde ontkenning tijdens de zitting dat dit gesprek heeft plaatsgevonden, is ook hier voor de rechtbank onvoldoende om niet voor vaststaand aan te nemen dat dit gesprek op de gestelde wijze heeft plaatsgevonden.
Schadelijke gevolgen
5.9.
Door de beschuldiging van aanranding na seponering door het Openbaar Ministerie te blijven herhalen, ook tijdens openbare procedures tussen partijen over andere onderwerpen, is de rechtbank van oordeel dat er een reële kans is dat dit tot (reputatie)schade lijdt en heeft geleden bij zowel de gemeente Tilburg als bij [naam01] . [naam01] heeft tijdens de zitting aangegeven dat de beschuldiging hem persoonlijk raakt, onder andere door te wijzen op de impact die het verhoor als verdachte door de politie op hem heeft gemaakt. Ook zakelijk gezien kan de beschuldiging tot schadelijke gevolgen leiden, gelet op de voorbeeldfunctie die [naam01] als lid van de concerndirectie van de gemeente Tilburg heeft. In deze functie dient [naam01] van onbesproken gedrag te zijn. De gemeente Tilburg heeft aangevoerd dat de beschuldiging aan het adres van [naam01] ook tot reputatieschade van de gemeente leidt. [naam01] wordt immers beschuldigd van een handeling die hij in de hoedanigheid van ambtenaar, onder werktijd en in zijn werkkamer, zou hebben verricht. Ook wijst de gemeente Tilburg op haar publiekrechtelijke karakter, die maakt dat een onterechte ernstige beschuldiging jegens een van haar ambtenaren tot gevolg heeft dat het gezag van het openbaar bestuur op ernstige wijze wordt ondermijnd. [naam02 + naam03] betwisten met klem dat gemeente Tilburg c.s. schade lijden. Deze niet nader onderbouwde algemene betwisting is voor de rechtbank onvoldoende om afbreuk te doen aan de stellingen van gemeente Tilburg c.s. Dit geldt temeer nu uit de inhoud van het telefoongesprek tussen [naam02] en mevrouw [woordvoerder gemeente01] duidelijk blijkt van de intentie van [naam02] om schade toe te brengen aan zowel [naam01] als de gemeente Tilburg (rechtsoverweging 3.19.).
Conclusie
5.10.
De bovengenoemde omstandigheden brengen naar het oordeel van de rechtbank met zich mee dat het recht van [naam01] op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer prevaleert boven de vrijheid van meningsuiting van [naam02 + naam03] , en dat de beschuldiging van aanranding zowel ten opzichte van de gemeente Tilburg als [naam01] onrechtmatig is. Het door gemeente Tilburg c.s. gevorderde gebod om zich voortaan te onthouden van het doen van deze uitlatingen wordt dan ook toegewezen.
Dwangsom
5.11.
De door gemeente Tilburg c.s. gevorderde dwangsom zal worden toegewezen. Uit niets blijkt dat [naam02 + naam03] bereid zijn vrijwillig aan de veroordeling te zullen voldoen. Uit het gesprek tussen [naam02] en mevrouw [woordvoerder gemeente01] van 18 februari 2022 blijkt eerder de intentie om door te gaan met de beschuldigingen:
“als ze (de gemeente) doorgaan met mij lastigvallen, dan zoek ik week in week uit de krant.”Ook uit het feit dat deze uitspraken zijn gedaan in 2022, terwijl de zaak al in 2014 is geseponeerd door het Openbaar Ministerie, blijkt de vasthoudendheid van [naam02 + naam03] Nu tegen de hoogte van de gevorderde dwangsom geen verweer is gevoerd, wordt het de dwangsom zoals gevorderd toegewezen.
in reconventie
5.12.
In reconventie ligt de vraag voor of gemeente Tilburg c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [naam02 + naam03] , door gedurende een lange periode en op ondeugdelijke gronden inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [naam02 + naam03] Het standpunt van [naam02 + naam03] komt er samengevat op neer dat gemeente Tilburg c.s. misbruik hebben gemaakt van de aan hen toekomende bevoegdheden. Dit standpunt wordt gemotiveerd weersproken door gemeente Tilburg c.s.
5.13.
De rechtbank is van oordeel dat gemeente Tilburg c.s. geen onrechtmatig handelen kunnen worden verweten, zodat de vordering in reconventie zal worden afgewezen. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
5.14.
In de wet is bepaald dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze bevoegdheid niet kan inroepen, voor zover de bevoegdheid wordt misbruikt (artikel 3:13 lid 1 BW). Een bevoegdheid kan onder meer worden misbruikt door (artikel 3:13 lid 2 BW):
  • haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden;
  • haar uit te oefenen met een ander doel dan waarvoor zij is verleend; of
  • haar uit te oefenen in een situatie waarin dat naar redelijkheid niet had gemogen, omdat het belang bij uitoefening duidelijk niet opweegt tegen het belang dat wordt geschaad.
5.15.
[naam02 + naam03] hebben niet aangevoerd dat gemeente Tilburg c.s. een bevoegdheid hebben ingezet die zij op grond van de wet niet hebben. Als uitgangspunt geldt dan ook dat gemeente Tilburg c.s. bevoegd waren om tot controle over te gaan, uiteraard binnen de grenzen van die bevoegdheid. Dat gemeente Tilburg c.s. die grenzen hebben overschreden in die zin dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid, conform het kader zoals hiervoor geschetst, is door [naam02 + naam03] onvoldoende gemotiveerd gesteld. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.16.
De gemeente Tilburg heeft in 2005 een rechtmatigheidsonderzoek ingezet om het recht op uitkering van [naam02 + naam03] te beoordelen. [naam02 + naam03] voeren aan dat de toenmalige contactpersoon bij de gemeente Tilburg had aangegeven dat er sprake zou zijn van een vermogensvrijstelling, hetgeen onterecht bleek. Door deze gang van zaken heeft het vertrouwen van [naam02 + naam03] in de gemeente Tilburg een forse deuk opgelopen. Een eventuele onjuiste inlichting vanuit de gemeente Tilburg levert geen onrechtmatig handelen op. Feit is dat het rechtmatigheidsonderzoek uiteindelijk heeft geleid tot een besluit tot intrekking en terugvordering van de uitkering over een langere periode, een besluit dat in stand is gelaten door de Centrale Raad van Beroep.
5.17.
Vervolgens voeren [naam02 + naam03] aan dat zij in 2009/2010 de indruk gekregen dat gemeente Tilburg c.s. bezig zouden zijn met een onderzoek naar hen. Zo werden personen uit hun directe omgeving benaderd met vragen. In deze periode is de familie gebleken dat zij onderwerp van gesprek zou zijn in een zogenaamd patseroverleg. Ook hier laten [naam02 + naam03] na ongemotiveerd te onderbouwen op welke wijze er misbruik is gemaakt van een bevoegdheid. Dat de bemoeienissen een grote impact hebben gehad op de familie is daartoe onvoldoende. De door [naam02 + naam03] ingediende klacht over deze bemoeienissen is ongegrond verklaard.
5.18.
Ten aanzien van de in 2014 ingezette handhavingsactie voeren [naam02 + naam03] aan dat zij zich niet aan de indruk kunnen onttrekken dat de opgevoerde reden voor de actie slechts een voorwendsel is om op volstrekt ondeugdelijke gronden uitgebreid onderzoek te kunnen doen naar het reilen en zeilen van [naam02 + naam03] Een indruk van [naam02 + naam03] is onvoldoende om te kunnen concluderen tot misbruik van een bevoegdheid. [naam02 + naam03] noemen verder een handhavingsactie van eind 2016, maar laten het qua onderbouwing van hun standpunt bij enkel het benoemen van deze actie. Een op 20 juni 2017 ingediende klacht vanwege het aanhoudende karakter van de bemoeienissen van de gemeente Tilburg is ongegrond verklaard.
5.19.
Kort en goed: [naam02 + naam03] hebben hun vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank komt dan ook niet toe aan nadere bewijslevering.
in conventie en in reconventie
Proceskosten
5.20.
[naam02 + naam03] krijgen zowel in conventie als in reconventie ongelijk. Dit heeft tot gevolg dat zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5.21.
Deze kosten worden in conventie aan de kant van gemeente Tilburg c.s. begroot op een bedrag van:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat € 1.196,00 (2 punten × tarief II)
- nakosten € 124,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.121,03‬
De in conventie gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.22.
De kosten worden in reconventie aan de kant van gemeente Tilburg c.s. begroot op een bedrag van € 598,00 aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt [naam02 + naam03] om zich te onthouden van het doen van uitlatingen, zowel schriftelijk als mondeling, over de beschuldiging van aanranding door [naam01] ,
6.2.
veroordeelt [naam02 + naam03] om aan de gemeente Tilburg c.s. een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 250.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt [naam02 + naam03] in de proceskosten van € 2.121,03, te vermeerderen met de wettelijke rente (zoals bedoeld in artikel 6:119 BW) daarover wanneer die kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald,
6.4.
veroordeelt [naam02 + naam03] in de nakosten na betekening van het vonnis van € 85,00 , plus de kosten van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente (zoals bedoeld in artikel 6:119 BW) daarover wanneer die kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald.
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.7.
wijst de vorderingen van [naam02 + naam03] af,
6.8.
veroordeelt [naam02 + naam03] in de proceskosten van € 598,00,
6.9.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2023.