ECLI:NL:RBZWB:2023:6670
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen in het kader van bezwaar en beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 295.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Bakker, betwistte deze waardevaststelling en stelde een lagere waarde van € 248.000 voor. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 29 juni 2023, waarbij ook de heffingsambtenaar en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt en dat de waarde en de aanslag niet te hoog zijn vastgesteld. Belanghebbende voerde aan dat de informatievoorziening in de bezwaarfase niet volledig was, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet in strijd heeft gehandeld met de wettelijke bepalingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de benodigde gegevens heeft verstrekt en dat de waarde is bepaald aan de hand van vergelijkingsmethoden.
Daarnaast heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, die door de rechtbank is vastgesteld op € 100. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar en de Minister van Justitie en Veiligheid ieder voor een deel van deze schadevergoeding aansprakelijk gesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, handhaaft de waardebeschikking en de aanslag OZB, en kent een proceskostenvergoeding toe aan belanghebbende.