ECLI:NL:RBZWB:2023:6787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3433
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake persoonsgebonden budget WMO

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op haar bezwaar van 11 november 2022. Dit bezwaar betreft een besluit van 3 oktober 2022, waarin aan eiseres een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning werd toegekend voor 3,5 uur persoonlijke begeleiding per week. Eiseres heeft op 18 juli 2023 een aanvullend beroepschrift ingediend, waarin zij aangeeft dat het college inmiddels een besluit op bezwaar heeft genomen met dagtekening 15 juni 2023, dat zij op 21 juni 2023 heeft ontvangen. Eiseres verzoekt het college tevens om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het college om nadere informatie gevraagd naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift en het verweerschrift. Het college heeft deze informatie overgelegd en verzocht om afwijzing van het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres inmiddels bekend was met de beslissing op bezwaar van het college. De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter heeft moeten maken, ook als het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank stelt vast dat eiseres op het moment van het instellen van het beroep niet bekend was met het besluit op bezwaar, dat niet aangetekend was verzonden en niet voorzien was van een juiste adressering. Hierdoor is het college niet in staat geweest om aan te tonen dat het besluit op bezwaar op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden en veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres, omdat het college aan het beroep van eiseres is tegemoetgekomen. De kosten van de bezwaarprocedure worden niet vergoed, omdat er geen sprake is van herroeping van het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

([gemachtigde]),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen van het college op eiseres haar bezwaar van 11 november 2022 tegen het besluit van 3 oktober 2022 waarin aan eiseres persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning wordt toegekend voor 3,5 uur persoonlijke begeleiding per week.
1.1.
Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift gedateerd op 18 juli 2023 ingediend waarin zij aangeeft dat het college inmiddels een besluit op bezwaar heeft genomen met dagtekening 15 juni 2023. Dit besluit is per post toegezonden en door eiseres ontvangen op 21 juni 2023. Het poststempel op een kopie van de door eiseres meegezonden verzendenvelop is van 20 juni 2023. Eiseres heeft in dit aanvullend beroepschrift ook verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift en het verweerschrift heeft de rechtbank het college om nadere informatie gevraagd.
1.4.
Het college heeft deze informatie overgelegd en aan de rechtbank gevraagd het verzoek om proceskostenveroordeling af te wijzen.
1.5.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
2. Nadat eiseres beroep heeft ingesteld bij de rechtbank, is zij bekend geworden met de beslissing op bezwaar van het college. Hierdoor heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van haar beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar door het college. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres?
3. De bestuursrechter kan een partij veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. [2] Dit kan ook als het beroep niet-ontvankelijk is.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres op het moment dat zij beroep instelde niet bekend was met het besluit op bezwaar. Het college stelt weliswaar dat zij het besluit op bezwaar op 15 juni 2023 al heeft verzonden, maar dit besluit is bij het college retour gekomen omdat de plaatsnaam ontbreekt. Het college geeft aan dat hij op 19 juni 2023 nogmaals het besluit op bezwaar heeft verzonden met de juiste adressering. Het besluit op bezwaar is door eiseres ontvangen op 21 juni 2023.
4.1.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat indien de geadresseerde het tijdstip van ontvangst (en daarmee het tijdstip van verzending) van een niet aangetekend verzonden besluit betwist, het in beginsel aan het bestuursorgaan is om aannemelijk te maken dat het besluit wel op de gestelde datum aan het adres van de geadresseerde is verzonden. De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt evenwel het vermoeden van ontvangst van het besluit op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Voorts dient niet gebleken te zijn van recente problemen bij de verzending van poststukken. [3]
4.2.
Wat betreft het besluit op bezwaar moet worden vastgesteld dat dit niet aangetekend is verzonden en niet is voorzien van een juiste adressering, aangezien de woonplaats van eiseres ontbrak. De verzending naar het juiste adres van eiseres op 15 juni 2023 is dan ook niet aannemelijk. Daarbij is het besluit op bezwaar retour gekomen bij het college waardoor vaststaat dat eiseres het besluit op bezwaar niet eerder dan op 21 juni 2023 heeft ontvangen. Aangezien het besluit op bezwaar pas op 19 juni 2023, zoals gesteld door het college, na het verzenden van het beroepschrift door (de gemachtigde van) eiseres op 15 juni 2023 (volgens het beroepschrift) dan wel 16 juni 2023 (volgens de envelop), op de juiste wijze is bekend gemaakt, is het college tegemoetgekomen aan het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar.
5. Omdat het college aan het beroep van eiseres is tegemoet gekomen, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
5.1.
Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. Er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van de kosten van de bezwaarprocedure. Artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend worden vergoed voor zover het in bezwaar bestreden besluit wordt herroepen. Hiervan is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 26 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Dit volgt uit artikel 8:75 van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Zie onder meer de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 15 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ9423, 3 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1174 en 21 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1702.