ECLI:NL:RBZWB:2023:702

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
BRE 21/5919
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete bij niet tijdig indienen van aangifte inkomstenbelasting; bewijs van verzending niet geleverd

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van nihil, en tegelijkertijd een verzuimboete van € 385 opgelegd. De belanghebbende, woonachtig in België, had bezwaar gemaakt tegen deze boetebeschikking, welke door de inspecteur ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete niet terecht is opgelegd, omdat de inspecteur niet heeft aangetoond dat de uitnodiging tot het doen van aangifte op het juiste adres is verzonden. De rechtbank stelt dat het aan de inspecteur is om bewijs te leveren van de verzending van de uitnodiging, wat in dit geval niet is gebeurd. De rechtbank concludeert dat de verzuimboete dient te worden vernietigd, en dat de overige beroepsgronden van de belanghebbende geen behandeling behoeven.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de boetebeschikking, en veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 30 aan proceskosten aan de belanghebbende, evenals het griffierecht van € 49. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5919
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] (België), belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 17 november 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting (IB) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van nihil. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete van € 385 opgelegd.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de boetebeschikking ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, [inspecteur].

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende woonde het gehele jaar 2019 in België.
2.2.
Belanghebbende heeft op 12 juni 2019 een aangifte IB voor het jaar 2018 gedaan. Daarin staat vermeld dat zij in het buitenland woont en in Nederland belastingplichtig is. Daarnaast wordt vermeld dat belanghebbende een aanmerkelijk belang heeft in [B.V.] Het verzamelinkomen bedraagt nihil.
2.3.
Tot de stukken van het geding behoort een uitnodiging tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019 met dagtekening 28 februari 2020 en geadresseerd aan belanghebbende.
2.4.
De inspecteur heeft aan belanghebbende op 5 januari 2021 een aanmaning tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019 verstuurd. In de aanmaning staat vermeld dat de aangifte voor 26 januari 2021 moet zijn ontvangen door de inspecteur.
2.5.
Belanghebbende heeft op 26 februari 2021 de aangifte IB voor het jaar 2019 ingediend. Daarin staat vermeld dat zij in het buitenland woont en in Nederland belastingplichtig is. Daarnaast wordt vermeld dat belanghebbende een onderneming in Nederland had, te weten de in 2019 gestarte eenmanszaak [eenmanszaak]. Het verzamelinkomen bedraagt nihil.
2.6.
De inspecteur heeft de definitieve aanslag IB voor het jaar 2019 overeenkomstig de aangifte vastgesteld. De verzuimboete is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van de aangifte.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en de verzuimboete dient te worden vernietigd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
3.3.
Aan de belastingplichtige, die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan, kan een verzuimboete worden opgelegd. [1] Ter zake van een aangifteverzuim legt de inspecteur een verzuimboete op van zeven procent van het wettelijk maximum van € 5.514, ofwel € 385. [2]
3.4.
Belanghebbende stelt allereerst de uitnodiging (en herinneringsbrief) tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019 niet te hebben ontvangen en dat daarom geen boete kan worden opgelegd.
3.5.
Voor een verzuimboete is geen plaats indien de belastingplichtige niet is uitgenodigd tot het doen van aangifte, doordat de uitnodiging niet op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden en de uitnodiging de belastingplichtige ook anderszins niet heeft bereikt. Het ligt op de weg van de inspecteur om aannemelijk te maken dat de uitnodiging tot het doen van aangifte op het adres van de belanghebbende is ontvangen of aangeboden dan wel de belanghebbende anderszins heeft bereikt, waarbij de inspecteur in eerste instantie kan volstaan met het bewijs van verzending van de uitnodiging naar het juiste adres. [3]
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd. De inspecteur heeft geen bewijs van verzending van de uitnodiging naar het juiste adres overlegd. Het overleggen van een kopie van de uitnodigingsbrief en de enkele stelling dat overige brieven door belanghebbende wel worden ontvangen, is daartoe onvoldoende. Dit zegt immers niets over de vraag of de uitnodigingsbrief daadwerkelijk bij een postbedrijf ter verzending is aangeboden.
3.7.
Aangezien niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende is uitgenodigd tot het doen van aangifte IB voor het jaar 2019, dient de verzuimboete te worden vernietigd. De overige beroepsgronden van belanghebbende behoeven daarom geen behandeling.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de rechtbank de verzuimboete zal vernietigen.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in dat geval recht heeft op een vergoeding van € 30, zijnde de reiskosten van de gemachtigde van belanghebbende. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de boetebeschikking;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 30 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. de Leeuw van Weenen, griffier op 7 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in samenhang met artikel 9, derde lid, van de AWR.
2.Paragraaf 21, tweede lid, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.
3.Hoge Raad 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416.