In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen over zijn recht op huurtoeslag voor het jaar 2021. Eiser had vanaf 1 oktober 2020 huurtoeslag aangevraagd voor zijn woning, maar na een herziening van zijn inkomen door de Belastingdienst/Toeslagen, werd zijn recht op huurtoeslag herzien en moest hij een bedrag terugbetalen. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 behandeld, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd was door drie inspecteurs. Eiser was niet aanwezig op de zitting.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht het recht op huurtoeslag heeft herzien op basis van het vastgestelde inkomen van eiser, dat aanzienlijk hoger was dan het eerder geschatte inkomen. De rechtbank verwijst naar de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat de Belastingdienst/Toeslagen het inkomen en vermogen moet baseren op de aanslag inkomstenbelasting. De rechtbank oordeelt dat de terugvordering van teveel betaalde voorschotten ook terecht is, aangezien er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de terugvordering rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter T. Peters en openbaar gemaakt op 12 oktober 2023.