Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2023 in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
20 september 2021 gemeld bij het college voor een reguliere bijstandsuitkering per
25 september 2021. Bij brief van 4 oktober 2021 is eiser verzocht om vóór 29 oktober 2021 meerdere gegevens te overleggen. Vervolgens is eiser bij brief van 1 december 2021 uitgenodigd voor een gesprek op 13 december 2021 en werd verzocht om meerdere bewijsstukken. Per brief van 22 december 2021 is eiser verzocht om vóór 10 januari 2022 objectiveerbare en verifieerbare gegevens te overleggen omtrent het door hem ontvangen bedrag van ongeveer € 30.000,- en van de door hem afgesloten leningen. Op 5 januari 2022 gaf eiser per e-mail een kort overzicht van de geleende bedragen. Per brief van
12 januari 2022 is eiser een laatste hersteltermijn geboden om objectieve en verifieerbare bewijsstukken met betrekking tot de betaling te overleggen.
16 december 2021 heeft ontvangen vanuit zijn ex-partner direct heeft moeten gebruiken voor de voldoening van schulden. Ook houdt het college geen rekening met het feit dat het een betaling is met terugwerkende kracht over acht jaar die voortvloeit uit een zeer moeizame (Franse) scheiding. Ook het bedrag dat is ontvangen van de Belastingdienst is gebruikt voor schuldaflossingen. Verder stelt eiser dat het college ten onrechte geen rekening houdt met de door hem overgelegde grote hoeveelheid financiële stukken waaruit blijkt dat hij gelden heeft geleend en ook bedragen heeft terugbetaald. Daarnaast houdt het college geen rekening met een bedrag van € 700,- per maand dat eiser kwijt is aan zijn kinderen. Ten slotte doet eiser een beroep op de menselijke maat jurisprudentie en het evenredigheidsbeginsel.
15 december 2021 te verlenen bijstand lager dan het vermogensoverschot op de peildatum. Gelet hierop is het college van mening dat zij over konden gaan tot terugvordering dan wel verrekening. Ten slotte is het college van mening dat zij terecht zijn overgegaan tot afwijzing van de bijstandsaanvraag voor de periode 16 december 2021 tot en met
19 december 2021, omdat uit de door eiser overgelegde bankrekeningafschriften blijkt dat zijn vermogen over deze periode het voor hem geldende vrij te laten vermogen overschreed.
€ 32.732,40 als uitkering tot levensonderhoud ontvangen. Het gaat in totaal om een periode van vier maanden (22 september 2021 tot 16 december 2021) waarin eiser geen bijstandsuitkering heeft ontvangen. De bijstandsnorm bedroeg per 1 juli 2021 € 1.078,70 per maand voor een alleenstaande. Dit komt neer op een totaalbedrag van ongeveer € 4.000,- wat eiser aan inkomsten heeft gemist. Het gaat dus om een relatief klein bedrag in vergelijking met het bedrag dat eiser heeft ontvangen. Ook volgt uit overweging 8.2 tot en met 8.4 dat de door eiser gestelde schulden niet uit de dossierstukken volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van onevenredig nadelige gevolgen.