4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1, primair
op 26 augustus 2022 te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kruisstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl hij onder invloed van te veel alcohol verkeerde
- met een hogere snelheid gereden dan ter plaatse verantwoord was en
- onvoldoende zijn snelheid geminderd bij het naderen van de bocht
en
- op de rijbaan van die weg onvoldoende rechts gehouden en deels gereden op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) in aanrijding is gekomen met een aan hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto (Suzuki Swift met [kenteken] ), door welk verkeersongeval, aan [slachtoffer] (zijnde de bestuurder van die personenauto) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht, te weten:
twee fracturen in haar rechterpols, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk
verkeersongeval had plaatsgevonden in Breda op de Kruisstraat op 26 augustus
2022, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat
ongeval, naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer] ) schade was toegebracht en naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel was toegebracht;
3
op 26 augustus 2022 te Breda, als degene tegen wie verdenking was
gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8
van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem
gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de
Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een
bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.