ECLI:NL:RBZWB:2023:816
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor een eenmanszaak en vennootschap onder firma in het kader van winst uit onderneming versus resultaat uit overige werkzaamheden
Op 10 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, die op 29 juni 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 had opgelegd. De inspecteur had het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 42.736, waarbij hij het negatieve inkomen van de belanghebbende uit zijn eenmanszaak en vennootschap onder firma (vof) niet als winst uit onderneming, maar als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) had aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende in 2018 aangifte had gedaan naar een belastbaar inkomen van € 34.828, maar dat de inspecteur van mening was dat de activiteiten van de belanghebbende niet voldeden aan de criteria voor het ondernemerschap. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de activiteiten van de belanghebbende en zijn vof beoordeeld, waaronder de inschrijving bij de Kamer van Koophandel, de aard van de activiteiten, de behaalde omzet en de bestede uren. De rechtbank concludeert dat, ondanks de inspanningen van de belanghebbende, de activiteiten niet als een onderneming kunnen worden aangemerkt, en dat het inkomen derhalve als ROW moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is en bevestigt de aanslag IB/PVV en de belastingrentebeschikking. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.