ECLI:NL:HR:2012:BV0662
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- P.M.F. van Loon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ondernemerschapstatus van belanghebbende in het kader van de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de ondernemerschapstatus van belanghebbende in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, die in 2003 is gestart met juridische dienstverlening en later is overgestapt naar incassowerkzaamheden, heeft in 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen. Na bezwaar en een ongegrondverklaring door de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, heeft het Hof de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de aanslag verminderd. De Staatssecretaris van Financiën heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Rechtbank en het Hof in hun oordelen hebben gekeken naar de omvang van de activiteiten en de behaalde omzet. Het Hof heeft geoordeeld dat de activiteiten van belanghebbende in de jaren 2005 en 2006 niet als een onderneming kunnen worden aangemerkt, ondanks het aantal bestede uren aan acquisitie. De Hoge Raad heeft bevestigd dat de lage omzet in deze jaren een belangrijke factor is in de beoordeling van de ondernemerschapstatus.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij het Hof niet onjuist heeft geoordeeld door de omstandigheden waaronder belanghebbende zijn activiteiten verrichtte in aanmerking te nemen. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en heeft de uitspraak van het Hof bevestigd.