ECLI:NL:RBZWB:2023:8534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/02/408601 / HA ZA 23-215 E
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding wegens schending van een concurrentiebeding in een distributieovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023, vordert Lumon International OY, een Fins bedrijf dat glazenbalkonsystemen produceert, betaling van openstaande facturen van in totaal € 137.486,20 van Fit In-Systeemwanden B.V. en schadevergoeding wegens schending van een concurrentiebeding. Fit In heeft de facturen niet betaald en beroept zich op opschorting en verrekening, wat door de rechtbank wordt afgewezen omdat dit in de algemene voorwaarden is uitgesloten. De rechtbank oordeelt dat Fit In de facturen moet betalen en dat de wettelijke handelsrente toewijsbaar is. Daarnaast vordert Lumon een schadevergoeding van € 100.000,- van Fit In wegens schending van het concurrentiebeding, wat door de rechtbank wordt toegewezen. De rechtbank oordeelt dat Fit In het concurrentiebeding heeft geschonden door producten van een concurrent in te kopen zonder toestemming van Lumon. De rechtbank wijst de vorderingen tegen de bestuurders van Fit In, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV, af, omdat zij geen contractspartijen zijn. De totale vordering van Lumon, inclusief proceskosten, bedraagt € 201.753,69, te vermeerderen met rente. De rechtbank veroordeelt Fit In tot betaling van dit bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/408601 / HA ZA 23-215
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
LUMON INTERNATIONAL OY,
te Kouvola (Finland),
eisende partij,
hierna te noemen: ‘Lumon’,
advocaat: mr. Z. Etemadi te Amsterdam,
tegen

1.FIT IN-SYSTEEMWANDEN B.V.,

te Wouwse Plantage ,
hierna te noemen: ‘Fit In’,
2.
[gedaagde sub 2],
te [plaats 1] ,
hierna te noemen: ‘ [gedaagde sub 2] ’,
3.
[gedaagde sub 3] B.V.,
te [plaats 2] ,
hierna te noemen: ‘ [gedaagde sub 3] BV’,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. drs. P.J.W. Vermunt te Roosendaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 juni 2023, met de daarin genoemde stukken,
  • de opnieuw door Lumon toegezonden productie 7 bij dagvaarding,
  • de door Fit In, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV nagezonden producties 5 tot en met 8,
  • de mondelinge behandeling van 25 oktober 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Zowel mr. Etemadi als mr. Vermunt hebben spreekaantekeningen overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Lumon is een vennootschap naar Fins recht. Lumon is producent en exporteur in inklapbare glazenbalkonsystemen en buitenruimteoplossingen.
2.2.
Fit In verkoopt en monteert glazen systeemwanden en balkon- en terrasbeglazing.
2.3.
[gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Fit In.
2.4.
[gedaagde sub 2] dreef tussen 1 juni 2022 en 21 oktober 2022 de [eenmanszaak gedaagde sub 2] . Deze eenmanszaak is door [gedaagde sub 2] op 21 oktober 2022 met terugwerkende kracht per 1 augustus 2022 uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel uitgeschreven.
2.5.
[gedaagde sub 3] BV is op 15 september 2022 door [gedaagde sub 2] opgericht. [gedaagde sub 3] BV is een groothandel gespecialiseerd in bouwmaterialen.
2.6.
Sinds 2012 hebben Lumon en Fit In op regelmatige basis zaken met elkaar gedaan. In 2021 en 2022 heeft Fit In verschillende bestellingen bij Lumon geplaatst. Lumon heeft daarvoor facturen aan Fit In verzonden. Fit In heeft niet alle facturen aan Lumon betaald.
2.7.
Lumon heeft Fit In, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV op 11 april 2023 gedagvaard.

3.Wat vinden partijen?

3.1.
Lumon vordert, samengevat:
I. Fit In en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de openstaande facturen ter hoogte van in totaal € 137.486,20, vermeerderd met wettelijke handelsrente,
II. Fit In te veroordelen tot betaling van € 100.000,- aan schadevergoeding wegens het schenden van het concurrentiebeding, vermeerderd met wettelijke (handels)rente,
III. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling van € 100.000,- aan schadevergoeding wegens het schenden van het concurrentiebeding, vermeerderd met wettelijke (handels)rente,
IV. [gedaagde sub 3] BV te veroordelen tot betaling van € 50.000,- aan schadevergoeding wegens het schenden van het concurrentiebeding, vermeerderd met wettelijke (handels)rente,
V. Fit In en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 2.149,86 aan buitengerechtelijke kosten,
VI. Fit In, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
3.2.
Fit In, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV voeren verweer. Zij vinden dat de vorderingen van Lumon moeten worden afgewezen en dat Lumon in de proceskosten moet worden veroordeeld.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Wat vindt de rechtbank?

Internationale aspecten
4.1.
Lumon is een vennootschap naar Fins recht. Gelet op dit internationale aspect in deze zaak, onderzoekt de rechtbank ambtshalve zijn bevoegdheid en het toepasselijke recht. De rechtbank begrijpt dat partijen onderling zijn overeengekomen dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant bevoegd is en dat het Nederlands recht van toepassing is. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Distributieovereenkomst
4.2.
Lumon stelt dat partijen op 12 juni 2012 een distributieovereenkomst hebben gesloten, die op 1 juli 2012 is ingegaan. Die distributieovereenkomst geldt inmiddels voor onbepaalde tijd. Lumon heeft deze overeenkomst op 31 januari 2022 opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van zes maanden. Gelijktijdig heeft Lumon Fit In een nieuwe distributieovereenkomst aangeboden. Fit In heeft die nieuwe overeenkomst niet ondertekend, zo stelt Lumon.
4.3.
[gedaagde sub 2] voert aan dat hij zich niet kan herinneren dat hij de distributieovereenkomst van 12 juni 2012 namens Fit In heeft ondertekend. Wel erkent [gedaagde sub 2] dat de handtekening die op de distributieovereenkomst staat van hem is. Volgens [gedaagde sub 2] heeft hij tijdens een gesprek in Finland in 2012 de conceptovereenkomst gezien, maar bevatte die overeenkomst nog geen bedrijfsgegevens. Die gegevens zouden worden aangevuld en daarna zou de overeenkomst in Nederland worden ondertekend. Dat is nooit gebeurd. Daarnaast is in 2018 een nieuwe vorm van samenwerking ontstaan, na een bezoek van [gedaagde sub 2] in april 2018 in Finland. Daarmee is de distributieovereenkomst van 2012 ter zijde geschoven, zo stelt [gedaagde sub 2] .
4.4.
De rechtbank oordeelt dat de distributieovereenkomst van 12 juni 2012 op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing is. [gedaagde sub 2] erkent immers dat de handtekening op die distributieovereenkomst van hem is. Lumon stelt dat [gedaagde sub 2] die handtekening zelf op de overeenkomst heeft geplaatst. [gedaagde sub 2] heeft die stelling onvoldoende betwist. [gedaagde sub 2] heeft enkel gesteld dat hij zich niet kan herinneren dat hij die handtekening heeft gezet. Een andere verklaring waarom zijn handtekening op de distributieovereenkomst staat, heeft [gedaagde sub 2] niet gegeven. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [gedaagde sub 2] de overeenkomst van 2012 destijds heeft ondertekend, ook al kan [gedaagde sub 2] zich dat niet meer herinneren. De rechtbank volgt [gedaagde sub 2] niet in zijn stelling dat er in 2018 een nieuwe vorm van samenwerking is ontstaan. [gedaagde sub 2] heeft namelijk niet onderbouwd welke afspraken partijen in 2018 hebben gemaakt en in hoeverre die afspraken afwijken van de overeenkomst uit 2012. Sterker nog, [gedaagde sub 2] kan zich niet herinneren hoe partijen de afspraken uit 2018 hebben vastgelegd. [gedaagde sub 2] erkent tegelijkertijd dat niet schriftelijk is vastgelegd dat de distributie-overeenkomst van 2012 door de nieuwe afspraken uit 2018 terzijde is geschoven. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de afspraken uit de distributieovereenkomst van 12 juni 2012, inclusief de algemene voorwaarden, rechtsgeldig tussen partijen zijn overeengekomen.
Vordering I: betaling facturen door Fit In
4.5.
Lumon stelt dat Fit In in 2021 en 2022 (ook na 31 januari 2022) verschillende producten bij Lumon heeft besteld. Gelet op de opzegtermijn van zes maanden, vallen de bestellingen na 31 januari 2022 nog onder de distributieovereenkomst van 2012. Lumon heeft deze bestellingen aan Fit In geleverd. Fit In heeft voor die leveringen facturen aan Lumon gestuurd. Op grond van de distributieovereenkomst moet Fit In de facturen van Lumon betalen. Omdat Fit In die facturen niet heeft betaald, is Fit In haar betalingsverplichting uit de distributieovereenkomst niet nagekomen. Lumon vordert daarom betaling van de openstaande facturen, voor een totaalbedrag van € 137.486,20.
4.6.
Fit In betwist niet dat zij facturen met een totaalbedrag van € 137.486,20 onbetaald heeft gelaten. Fit In stelt dat echter zij betaling van deze facturen mag opschorten. Lumon is namelijk richting Fit In haar verplichtingen niet nagekomen. De producten die Lumon aan Fit In heeft geleverd, vertoonden namelijk ernstige gebreken en het is Lumon niet gelukt deze gebreken te verhelpen. Fit In is daarom van mening dat zij haar betalingsverplichting mag opschorten totdat Lumon erin slaagt een oplossing te bieden voor de gebreken. Daarnaast heeft Fit In schade geleden ter hoogte van in ieder geval € 631.313,00. Die schade wil Fit In verrekenen met enig bedrag dat zij nog aan Lumon verschuldigd zou zijn.
4.7.
De rechtbank oordeelt dat Fit In ten onrechte een beroep doet op opschorting en verrekening van het door haar aan Lumon verschuldigde bedrag van € 137.486,20. Partijen zijn namelijk in de algemene voorwaarden overeengekomen dat zowel opschorting als verrekening is uitgesloten [1] . Fit In heeft de toepasselijkheid van deze specifieke bepalingen niet betwist.
4.8.
Voor zover een beroep op verrekening niet in de algemene voorwaarden was uitgesloten, had de rechtbank dit beroep ook niet toegestaan. Fit In heeft namelijk onvoldoende geconcretiseerd op welke feiten haar beroep op verrekening ziet. Bovendien heeft Lumon betwist dat zij in haar leveringsverplichting richting Fit In tekort is geschoten. Gelet op de discussie tussen partijen kan de rechtbank het verrekeningsverweer van Fit In dus niet op eenvoudige wijze vaststellen [2] . De rechtbank gaat daarom aan dit verrekeningsverweer voorbij.
4.9.
Fit In heeft niet betwist dat Lumon de door Fit In bestelde materialen volledig heeft geleverd. Daarnaast heeft Fit In de juistheid van de facturen en de hoogte van de facturenbedragen niet betwist. De conclusie is daarom dat Fit In het bedrag van € 137.486,20 aan Lumon moet betalen.
4.10.
De door Lumon gevorderde wettelijke handelsrente [3] is toewijsbaar, tot 24 maart 2023 begroot op een bedrag van € 12.117,63. Fit In heeft hierop geen zelfstandig verweer gevoerd.
Vordering I: betaling facturen door [gedaagde sub 2]
4.11.
Lumon stelt dat [gedaagde sub 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder persoonlijk aansprakelijk is voor betaling van de facturen van Fit In vanwege betalingsonwil. [gedaagde sub 2] heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap, Fit In, haar contractuele verplichtingen richting Lumon niet nakomt. [gedaagde sub 2] kan hiervan een persoonlijk en voldoende ernstig verwijt worden gemaakt. Het ligt namelijk volledig in de hand van [gedaagde sub 2] als enig bestuurder en aandeelhouder of Fit In tot betaling van de vorderingen Lumon overgaat. Het feit dat [gedaagde sub 2] de facturen al geruime tijd onbetaald heeft gelaten zonder enige gegronde reden, in combinatie met het feit dat [gedaagde sub 2] de activiteiten van Fit In eerst via zin [eenmanszaak gedaagde sub 2] en vervolgens via de nieuw opgerichte vennootschap [gedaagde sub 3] BV heeft voortgezet, kan niet anders worden aangemerkt dan als een welbewuste keuze van [gedaagde sub 2] om Lumon niet te betalen en te benadelen. Lumon lijdt hierdoor schade, omdat de facturen van Lumon onbetaald en onverhaalbaar blijven, zo stelt Lumon.
4.12.
[gedaagde sub 2] voert aan dat Fit In niet is gehouden de openstaande facturen van Lumon te betalen. Het innemen van dat standpunt is geen persoonlijk en ernstig verwijt dat Lumon aan [gedaagde sub 2] als bestuurder van Fit In kan maken. Voor zover in rechte zou blijken dat Fit In de facturen aan Lumon verschuldigd is, blijft dat voor rekening en risico van Fit In en is dat geen reden voor doorbreking van de beperkte aansprakelijkheid van de besloten vennootschap, zo stelt [gedaagde sub 2] .
4.13.
De rechtbank is van oordeel dat de door Lumon aangevoerde omstandigheden geen betalingsonwil [4] oplevert. Met [gedaagde sub 2] is de rechtbank van oordeel dat de verschuldigdheid van Fit In voor betaling van de facturen van Lumon voor rekening en risico van Fit In blijft en dat die omstandigheid geen reden vormt voor doorbreking van de beperkte aansprakelijkheid van de besloten vennootschap. Deze vordering van Lumon wordt daarom afgewezen.
Vordering II: concurrentiebeding Fit In
4.14.
Lumon heeft in de dagvaarding gesteld dat Fit In tweemaal
indirecthet concurrentiebeding uit de distributieovereenkomst [5] heeft geschonden. Volgens Lumon heeft Fit In via [gedaagde sub 2] eerst via de [eenmanszaak gedaagde sub 2] en vervolgens via de door [gedaagde sub 2] nieuw opgerichte besloten vennootschap [gedaagde sub 3] BV het concurrentiebeding geschonden. De [eenmanszaak gedaagde sub 2] heeft namelijk tot 12 oktober 2022 het product Alutec balkonbeglazing in Nederland aangeboden en verkocht. Alutec is een concurrent van Lumon. Vervolgens heeft [gedaagde sub 2] via [gedaagde sub 3] BV het product Alutec balkonbeglazing aangeboden en verkocht. Lumon heeft tijdens de mondelinge behandeling voorts gesteld dat Fit In ook eenmaal
directhet concurrentiebeding heeft geschonden. Fit In heeft namelijk direct producten bij Alutec ingekocht [6] . Voor deze schendingen is Fit In een schadevergoeding van € 100.000,- verschuldigd, zo stelt Lumon.
4.15.
Het verweer van Fit In zal hierna puntsgewijs worden besproken.
4.16.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding moet Fit In zich onthouden van het verkopen of installeren van producten van een ander merk die identiek zijn aan of lijken op de Lumon-systemen. Fit In moet zich ook onthouden van het direct of indirect handelen als distributeur, dealer of handelsagent voor een derde die identieke of soortgelijke producten vervaardigt of verkoopt. Dit concurrentiebeding blijft twee jaar na beëindiging van de distributieovereenkomst geldig. De schadevergoeding hebben partijen vastgesteld op € 50.000,00 per overtreding.
-
Fit In kan aan het concurrentiebeding worden gehouden
4.17.
Fit In voert als eerste het verweer dat zij niet aan het concurrentiebeding kan worden gehouden. Lumon voert namelijk zelf in strijd met het concurrentiebeding een andere productlijn (namelijk de LGR-productlijn) dan de productlijn in de distributieovereenkomst staat (de Lumon 5 en 6-productlijn). Om die reden kan Lumon niet van Fit In verlangen dat Fit In zich op haar beurt wel aan het concurrentiebeding houdt. Daarnaast voert Fit In aan dat een zwaarwegende bepaling als dit concurrentiebeding thuishoort in de distributieovereenkomst zelf en niet in de algemene voorwaarden. Partijen hebben nooit over een concurrentiebeding onderhandeld, terwijl zo’n beding een grote impact heeft voor Fit In. Het zonder overleg door middel van algemene voorwaarden ‘overeenkomen’ van een zwaarwegend concurrentiebeding is onrechtmatig. Fit In meent daarom niet aan het concurrentiebeding te kunnen worden gehouden. Tot slot staan de redelijkheid en billijkheid eraan in de weg dat Fit In aan het concurrentiebeding wordt gehouden, zo stelt Fit In.
4.18.
De rechtbank gaat aan de verweren van Fit In voorbij. Fit In heeft onvoldoende onderbouwd waarom het concurrentiebeding aan de zijde van Lumon enkel zou zien op de Lumon 5 en 6-productlijn en niet op andere productlijnen die Lumon (nu of in de toekomst) aanbiedt. De tekst van het concurrentiebeding biedt daartoe geen aanknopingspunten en Fit In heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die dit anders maken. Daarnaast valt niet in te zien waarom het opnemen van een concurrentiebeding in de algemene voorwaarden in dit geval onrechtmatig is. Van belang hierbij is dat hier is gecontracteerd tussen twee professionele partijen. De enkele omstandigheid dat een concurrentiebeding voor Fit In een grote impact zou kunnen hebben, is onvoldoende om onrechtmatigheid aan te nemen. Daarvoor heeft Fit In te weinig gesteld. Ook aan het beroep van Fit In op de redelijkheid en billijkheid wordt voorbij gegaan, omdat Fit In dat beroep in het geheel niet heeft uitgewerkt.
4.19.
De conclusie is dat Fit In aan het concurrentiebeding kan worden gehouden.
-
het concurrentiebeding is niet vernietigbaar
4.20.
Fit In voert vervolgens aan dat het concurrentiebeding vernietigbaar is op grond van (de reflexwerking van) artikel 6:223 BW, althans de Richtlijn oneerlijke bedingen, althans de arbeidsrechtelijke bepalingen over het concurrentiebeding. Daarnaast meent Fit In dat het concurrentiebeding in strijd is met EU-Verordening 2022/720, omdat de bepaling bedoeld is ter beïnvloeding en beperking van de mededinging ten gunste van Lumon als wereldleider, Fit In in haar vakgebied volkomen afhankelijk maakt van Lumon en het Fit In tot twee jaar na beëindiging van de overeenkomst onmogelijk maakt te functioneren, waarmee Lumon door opzegging van de overeenkomst Fit In haar bestaansrecht zou ontnemen. Tot slot voert Fit In aan dat het concurrentiebeding vernietigbaar is op grond van dwaling. Fit In heeft bij de totstandkoming van het concurrentiebeding gedwaald, omdat het zwaarwegende concurrentiebeding zonder enig overleg met in de algemene voorwaarden tot stand is gekomen, zo stelt Fit In.
4.21.
De rechtbank gaat ook aan deze verweren van Fit In voorbij. Fit In heeft de verschillende vernietigingsgronden niet nader uitgewerkt, reden waarom de rechtbank geen reden ziet om het beroep op de vernietigingsgronden te honoreren. Van Fit In mag, als degene die zich op de vernietigingsgronden beroept, worden verwacht dat zij deze gronden gemotiveerd onderbouwt, hetgeen zij heeft nagelaten. Het beroep op dwaling kan bovendien niet worden gehonoreerd, omdat Fit In niet heeft gesteld dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de distributieovereenkomst niet zou hebben gesloten.
4.22.
De conclusie is dat het concurrentiebeding niet kan worden vernietigd.
-
Fit In heeft het concurrentiebeding niet indirect geschonden
4.23.
Fit In betwist dat zij het concurrentiebeding indirect heeft geschonden. Het voor Fit In geldende concurrentiebeding kan namelijk onmogelijk leiden tot verplichtingen voor [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] BV. Zij hebben immers geen zaken met Lumon gedaan, zo stelt Fit In.
4.24.
De rechtbank oordeelt dat Fit In het concurrentiebeding
niet indirectheeft geschonden. De rechtbank is van oordeel dat Lumon onvoldoende heeft onderbouwd dat Fit In als besloten vennootschap aansprakelijk is voor het handelen van haar bestuurder, mede in het licht van de contractuele relatie tussen Lumon en Fit In. Dit gedeelte van de vordering van Lumon wordt daarom afgewezen.
-
Fit In heeft het concurrentiebeding direct geschonden
4.25.
Fit In erkent dat zij direct bij Alutec producten heeft ingekocht, maar vindt die inkoop niet in strijd met het concurrentiebeding. Volgens Fit In mocht zij van Lumon producten van andere leveranciers bestellen, omdat de productlijn van Lumon te klein was. Die handelwijze is altijd zo geweest. Bovendien maakt Fit In met de producten van Alutec andere eindproducten (zoals carports en overkappingen) dan balkonbeglazing, zo stelt Fit In.
4.26.
De rechtbank oordeelt dat Fit In het concurrentiebeding
wel directheeft geschonden. Uit het besteloverzicht van Fit In [7] en uit de verklaring van Fit In blijkt dat zij producten bij concurrent Alutec heeft ingekocht. Lumon heeft gemotiveerd betwist dat het Fit In was toegestaan (en het de gebruikelijk handelwijze was) producten van andere leveranciers te bestellen. In de tekst van het concurrentiebeding staat dat Fit In enkel mag concurreren na voorafgaande schriftelijke toestemming van Lumon. Die schriftelijke toestemming voor Alutec ontbreekt. Welke eindproducten Fit In met de producten van Alutec uiteindelijk vervaardigt, doet niets af aan de inhoud van het concurrentiebeding of de voorafgaande schriftelijke toestemming. De verweren van Fit In kunnen dus niet slagen. Op grond van het concurrentiebeding is Fit In daarom in principe het boetebedrag van € 50.000,- aan Lumon verschuldigd.
4.27.
Fit In voert aan dat deze boete moet worden gematigd tot nihil. Lumon heeft Fit In namelijk zelf in de armen van de concurrentie gedreven door enerzijds ondeugdelijke producten te leveren en anderzijds de distributieovereenkomst van 2012 op te zeggen. Fit In had daarom geen andere keuze dan de producten die zij nodig had voor haar bedrijfsvoering bij de concurrentie te betrekken. Daarnaast heeft Fit In Lumon geen serieuze concurrentie aangedaan. In de periode van september 2022 tot en met april 2023 heeft Fit In slechts voor € 72.706,00 aan concurrerende producten ingekocht. De hoogte van de boete staat niet in verhouding tot deze inkoopwaarde. Bovendien is de overeengekomen twee jaar na einde distributieovereenkomst bijna verstreken, zo stelt Fit In.
4.28.
De rechtbank ziet geen aanleiding deze boete te matigen. Voor matiging van boetebedingen geldt in de wet [8] een terughoudende maatstaf. Een rechter mag een boete pas matigen als de toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt [9] . Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het boetebeding is ingeroepen [10] . De rechtbank is van oordeel dat van een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat in dit geval geen sprake is. Het gaan hier namelijk om een distributieovereenkomst die is gesloten tussen twee professionele partijen. Daarnaast is van belang dat het boetebeding kennelijk zowel de functie heeft van een aansporing tot nakoming als van een (gefixeerde) schadevergoeding. De stelling van Fit In dat zij door Lumon in de handen van de concurrentie is gedreven, volgt de rechtbank niet. Voor Fit In bestonden andere, juridische wegen om Lumon op eventuele tekortkomingen aan te spreken. De omstandigheid dat de boete en de waarde van de door Fit In ingekochte concurrerende producten mogelijk niet in verhouding tot elkaar staan, volgt niet dat de billijkheid klaarblijkelijk matiging eist. Omdat Fit In geen (andere) feiten heeft gesteld waardoor toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat zou leiden, ziet de rechtbank geen aanleiding de boete te matigen.
4.29.
De conclusie is daarom dat Fit In eenmalig een boetebedrag van € 50.000,00 aan Lumon verschuldigd is.
4.30.
Lumon vordert de wettelijke handelsrente [11] over de contractuele boete. De wettelijke handelsrente is niet verschuldigd over schadevergoedingsvorderingen. De boete heeft zowel een aansporingsfunctie als het karakter van een (gefixeerde) schadevergoeding. Omdat de boete in dit geval de functie van aansporing tot nakoming niet heeft vervuld, resteert de schadevergoedingsfunctie van de boete. Op grond daarvan is Fit In over het boetebedrag geen wettelijke handelsrente, maar wettelijke rente [12] verschuldigd, vanaf de datum van de dagvaarding (11 april 2023) tot aan de dag van volledige betaling.
Vordering III en IV: concurrentiebeding [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV
4.31.
Lumon stelt dat ook [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV het concurrentiebeding hebben geschonden. Hoewel [gedaagde sub 2] namens Fit In voor het concurrentiebeding heeft getekend, is niet alleen Fit In aan dat concurrentiebeding gebonden. Het is immers niet de bedoeling het concurrentiebeding gemakkelijk te omzeilen. Als enig bestuurder en aandeelhouder van Fit In omzeilt [gedaagde sub 2] het concurrentiebeding door eerst via een nieuw door hem opgerichte eenmanszaak en vervolgens door een nieuwe door hem opgerichte besloten vennootschap concurrerende activiteiten te ondernemen. Daardoor heeft [gedaagde sub 2] tweemaal het concurrentiebeding geschonden. Daarom is [gedaagde sub 2] een schadevergoeding van € 100.000,00 aan Lumon verschuldigd. Daarnaast staat vast dat [gedaagde sub 3] BV concurrerende activiteiten heeft ondernomen en dat zij daarom onrechtmatig tegenover Lumon handelt. [gedaagde sub 3] BV is daarom een schadevergoeding van € 50.000,- aan Lumon verschuldigd, zo stelt Lumon.
4.32.
Fit In voert nogmaals aan dat het voor Fit In geldende concurrentiebeding niet tot verplichtingen voor [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] BV kan leiden, omdat zij geen zaken met Lumon hebben gedaan.
4.33.
De rechtbank wijst deze vorderingen van Lumon af. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV zijn immers geen contractpartij bij de distributieovereenkomst tussen Lumon en Fit In. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV zijn daarom niet gebonden aan de bepalingen uit de distributieovereenkomst. Van een door [gedaagde sub 2] of [gedaagde sub 3] BV te betalen contractuele boete kan daarom geen sprake zijn.
Vordering V: buitengerechtelijke kosten Fit In
4.34.
Lumon vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het ‘Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten’ (hierna: ‘het Besluit’) is van toepassing. Lumon heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Lumon heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De door Lumon gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 2.149,86 is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald en zal daarom worden toegewezen.
Totaalbedrag
4.35.
Uit het voorgaande volgt dat Fit In in totaal het volgende bedrag aan Lumon verschuldigd is:
- facturen
- wettelijke handelsrente t/m 24 maart 2023
- boete concurrentiebeding Fit In


137.486,20
12.117,63
50.000,00
- buitengerechtelijke incassokosten
2.149,86
+
Totaal
201.753,69
Proceskosten
4.36.
Fit In is de partij die grotendeels ongelijk krijgt ten opzichte van de vordering van Lumon en zij zal daarom in die proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Lumon als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
5.290,00
(2,00 punten × € 2.645,00)
- nakosten
131,00
Totaal
11.267,44
4.37.
Over de proceskosten is slechts de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toewijsbaar en niet de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW. De wettelijke handelsrente is immers niet van toepassing op schadevergoedingsbedragen. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.38.
Lumon is de partij die ten opzichte van de vorderingen op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV ongelijk krijgt en zal daarom in die proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank stelt de kosten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV vast op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Fit In om aan Lumon te betalen een bedrag van € 201.753,69:
  • te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 137.486,20 vanaf 24 maart 2023 tot de dag van volledige betaling,
  • te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 50.000,00 vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Fit In in de proceskosten van Lumon van € 11.267,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
5.3.
veroordeelt Fit In in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan.
5.4.
veroordeelt Lumon in de proceskosten van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] BV, vastgesteld op nihil.
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.

Voetnoten

1.bijlage E, artikel 4.3 lid 2 (opschorting) en bijlage E, artikel 3 lid 4 (verrekening)
2.artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.artikel 6:119a BW
4.artikel 6:162 BW en ECLI:NL:HR:2000:AA4873 ([naam 1]/[naam 2])
5.bijlage F, artikel 4.5 lid 3 en 5
6.productie 4 bij conclusie van antwoord
7.productie 4 bij conclusie van antwoord
8.artikel 6:94 BW
9.ECLI:NL:HR:2018:2017 ( [naam 3] / [naam 4] )
11.artikel 6:119a BW
12.artikel 6:119 BW