ECLI:NL:RBZWB:2024:1174
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en waardevermindering motorschade
Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 6.841 ontvangen, welke door de inspecteur was opgelegd na een ongegrond verklaard bezwaar. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende behandeld op 31 januari 2024, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de belanghebbende, die stelde dat de door hem bepleite herleidingsmethode moest worden toegepast en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de waardevermindering wegens schade aan zijn motorrijtuig, een BMW Coupé M2 DCT. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat deze verminderd diende te worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 35.867 bedraagt en in beschadigde staat € 30.867. Dit leidde tot een verschuldigde Bpm van € 7.582, waaruit na betaling van € 1.970 een naheffingsaanslag van € 5.612 resteerde.
De rechtbank heeft de waardevermindering wegens schade vastgesteld op € 5.000, waarbij zij de argumenten van de belanghebbende en de inspecteur tegen elkaar afwoog. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de inspecteur veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 2.370 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.