ECLI:NL:RBZWB:2024:1479

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
22/3052
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 8.404, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van belanghebbende, waaronder de toepassing van de herleidingsmethode en de hoogte van de handelsinkoopwaarde van de Lamborghini Huracán 5.2 V10 Performante. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 180.000 moet worden vastgesteld. Tevens wordt er een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend aan belanghebbende wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag in stand blijft, maar dat belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten en griffierecht door de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3052

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 mei 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd voor een bedrag van € 8.404 aan verschuldigde Bpm.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag in stand gelaten.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Meer specifiek is in geschil of de herleidingsmethode kan worden toegepast, de hoogte van de handelsinkoopwaarde en of een waardevermindering wegens schade in aanmerking kan worden genomen. Belanghebbende heeft haar stelling met betrekking tot de onafhankelijkheid van de hertaxateur en het zorgvuldigheidsbeginsel op zitting ingetrokken.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht en naar de juiste hoogte opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 22 september 2021 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Lamborghini Huracán 5.2 V10 Performante met [VIN nummer] (de auto) naar een te betalen bedrag aan Bpm van € 21.603.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van [bedrijf] van 20 september 2021. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 128.567. De taxateur heeft een bedrag van € 24.693 en een extra bedrag van € 9.353 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht wegens schade. De handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is vastgesteld op € 94.521.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een taxatierapport van 30 september 2021. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 201.488 aan de hand van een marktonderzoek met referentievoertuigen. De hertaxateur heeft een bedrag aan schade geconstateerd ter grootte van € 1.673 en daarvan € 1.205 (72%) in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde. Hij heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 200.283.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 30.007. Hij is daarbij uitgegaan van een afschrijvingspercentage op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel van 61,996% omdat deze gunstiger was dan het afschrijvingspercentage van 43,04% op basis van de taxatie van DRZ. Met dagtekening 7 januari 2022 is aan belanghebbende voor de auto een naheffingsaanslag opgelegd van € 8.404.

Motivering

Herleidingsmethode
4. De beroepsgronden van belanghebbende met betrekking tot de zogenoemde herleidingsmethode slagen niet. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 april 2022 [1] en naar de conclusie van A-G Ettema van 22 december 2023 [2] .
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
4.1.
Belanghebbende stelt dat de handelsinkoopwaarde moet worden vastgesteld op € 128.567 door uit te gaan van het gemiddelde van de koerslijsten van Eurotaxglass’s en Xray die bij het taxatierapport zijn gevoegd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat deze koerslijsten niet kunnen dienen ter bepaling van de handelsinkoopwaarde omdat de verschillen tussen de onderhavige auto en de referentieauto’s te groot zijn. De referentieauto op de koerslijst van Xray betreft een Audi R8 die naar het oordeel van de rechtbank in zijn algemeenheid naar zijn aard en merk onvoldoende vergelijkbaar is met een Lamborghini. De verklaring van belanghebbende ter zitting dat de Audi R8 dezelfde versnellingsbak en motor heeft en in die zin technisch gelijk is aan de onderhavige auto doet daar niet aan af. Ook de referentieauto in de koerslijst van Eurotaxglass’s is onvoldoende vergelijkbaar met de onderhavige auto. Deze referentieauto is weliswaar ook een Lamborghini Huracán maar betreft een andere uitvoering. De onderhavige auto is een Performante en dat is een wezenlijk verschil, zoals belanghebbende ter zitting zelf heeft toegelicht. De auto heeft veel meer vermogen en snelheid en valt voor de verzekering ook in een andere schaal. De referentieauto betreft geen Performante-uitvoering. De rechtbank is daarom van oordeel dat beide referentieauto’s niet voldoende vergelijkbaar zijn met de auto van belanghebbende zodat beide koerslijsten, ook in samenhang bezien, onvoldoende bruikbaar zijn voor het vaststellen van de handelsinkoopwaarde van de auto.
4.3.
De inspecteur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld aan de hand van een marktonderzoek aan de hand van de vraagprijzen van vijf referentieauto’s. Deze referentieauto’s zijn alle een Lamborghini Huracán, echter ook deze referentieauto’s zijn niet de Performante-uitvoering. Daarnaast heeft de inspecteur rekening gehouden met een marge van 20%, waarvan onduidelijk is hoe deze is onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook de inspecteur de handelsinkoopwaarde van de auto niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.4.
Nu beide partijen de handelsinkoopwaarde van de auto niet aannemelijk hebben gemaakt stelt de rechtbank deze in goede justitie vast op € 180.000.
Waardevermindering wegens schade
4.5.
Nu de rechtbank de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat heeft vastgesteld op € 180.000 hoeft de waardevermindering wegens schade geen behandeling meer. De afschrijving zal namelijk niet hoger uitkomen dan het afschrijvingspercentage van 62% op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel, zelfs al zou de door belanghebbende bepleite waardevermindering volledig in aanmerking worden genomen.
Hoogte naheffingsaanslag
4.6.
Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd.
Immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
4.7.
Belanghebbende heeft ter zitting verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure.
4.8.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op 3 februari 2022. De uitspraak op bezwaar is van 20 mei 2022. De rechtbank doet uitspraak op 7 maart 2024. De redelijke termijn is daarmee overschreden met twee maanden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 500. Dit bedrag komt volledig voor rekening van de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. De toekenning van een immateriëleschadevergoeding maakt dat niet anders. De naheffingsaanslag blijft in stand.
5.1.
In verband met de toekenning van een immateriëleschadevergoeding komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van de proceskosten voor de beroepsfase. De te vergoeden proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 218,75 (1 punt voor het verzoek om schadevergoeding met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 0,25 voor het gewicht van de zaak). [3]
De Staat moet deze vergoeding betalen. De Staat wordt ook opgedragen om het geheven griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 500 te betalen op een bankrekening op naam van belanghebbende;
- veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van belanghebbende in beroep van € 218,75 te betalen op een bankrekening op naam van belanghebbende; en
- bepaalt dat de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden door dit bedrag te storten op een bankrekening op naam van belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 7 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Hoge Raad 10 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1526.