ECLI:NL:RBZWB:2024:1481
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 17 juni 2022 beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 7.633. De rechtbank behandelt de hoogte van de naheffingsaanslag, waarbij de historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde van de auto in geschil zijn. Belanghebbende had op 14 juli 2020 aangifte gedaan voor een Renault Alaskan, waarbij de inspecteur een hertaxatie heeft laten uitvoeren die leidde tot een hogere handelsinkoopwaarde dan door belanghebbende was opgegeven. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en niet te hoog is, en dat het beroep ongegrond is.
Daarnaast heeft belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke termijn met één maand is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500 toe, te betalen door de Staat. De rechtbank wijst ook op de proceskosten die vergoed moeten worden aan belanghebbende. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.