ECLI:NL:RBZWB:2024:218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning voor tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een tijdelijke voorziening ter plaatse van de hotelvleugels op een perceel in [plaats]. De vergunninghoudster, een besloten vennootschap, heeft de vergunning aangevraagd om arbeidsmigranten te huisvesten in de hotelvleugels. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 juli 2022, waarin de vergunning werd verleend, en het college heeft dit besluit in stand gelaten met een aanvullende motivering in het bestreden besluit van 2 mei 2023. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 behandeld, waarbij verschillende partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster een machinefabriek exploiteert en begin 2022 eigenaar is geworden van de hotelvleugels. De vergunning is verleend voor het bouwen en in gebruik nemen van een tijdelijke voorziening, maar eiseres betwist de rechtmatigheid van deze vergunning. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt. Volgens de rechtbank is eiseres formeel belanghebbende, maar de rechtbank concludeert dat eiseres materieel geen gevolgen ondervindt van de verleende vergunning. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiseres niet leidt tot een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank de verleende omgevingsvergunning niet inhoudelijk beoordeelt. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug en ontvangt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 16 januari 2024 door mr. S. Hindriks, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3162 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.J.H.W. Coppelmans),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk, college,
(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ).
Als derde partij neemt aan de procedure deel de besloten vennootschap [b.v.] , uit [plaats] , vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. T. Segers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het college, bij besluit van 19 juli 2022, verleende omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor het bouwen van een tijdelijke [1] voorziening ter plaatse van de hotelvleugels op het perceel aan de [adres] in [plaats] (perceel) en het in gebruik nemen van deze voorziening.
1.1.
Het college heeft in het bestreden besluit van 2 mei 2023 het besluit van 19 juli 2022 – middels een aanvullende motivering – in stand gelaten. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en ook vergunninghoudster heeft schriftelijk gereageerd.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college, [naam 2] en [naam 3] namens vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vergunninghoudster exploiteert in [plaats] een machinefabriek voor het produceren van landbouw- en constructiemachines en zij is begin 2022 eigenaar geworden van twee bestaande hotelvleugels met omliggende grond op het perceel. Vergunninghoudster heeft op 21 februari 2022 bij het college een principeverzoek ingediend om medewerking te verkrijgen voor het verbouwen van de hiervoor genoemde hotelvleugels en de oprichting van twee nieuwe appartementsgebouwen voor het huisvesten van 124 arbeidsmigranten. Voorheen bracht vergunninghoudster arbeidsmigranten, eigen personeel, dealers en aftersales trainers onder in het hotel. Nu dit hotel is gesplitst, wenst vergunninghoudster deze personen op het eigen terrein onder te brengen. Op 23 maart 2022 heeft vergunninghoudster als omgevingsdialoog een bijeenkomst georganiseerd met als doel de omwonenden te informeren over de ontwikkelingen binnen de onderneming van vergunninghoudster. Tijdens die bijeenkomst is aan de orde gekomen dat vergunninghoudster voldoende goed technisch geschoold personeel wil aantrekken en behouden en dat hiervoor goede huisvesting nodig is. Vergunninghoudster heeft op 9 mei 2022 een omgevingsvergunning bij het college aangevraagd voor het bouwen en in gebruik nemen van een tijdelijke voorziening ter plaatse van de hotelvleugels, bestaande uit een keuken en een eet-/gemeenschappelijke ruimte.
2.1
In het besluit van 19 juli 2022 is opgenomen dat het college vergunninghoudster een tijdelijke omgevingsvergunning verleent voor het aan het eind van overweging 2 omschreven bouwwerk en dat dit bouwwerk in gebruik genomen mag worden als tijdelijke voorziening voor het huisvesten van arbeidsmigranten op het perceel. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De bezwaarschriftencommissie (commissie) adviseerde op 22 februari 2023 dat de aanvraag van vergunninghoudster van 9 mei 2022 enkel betrekking had op de plaatsing van het tijdelijke bouwwerk en niet op het aanvragen van een vergunning om arbeidsmigranten en anderen in strijd met het bestemmingsplan te huisvesten in de hotelvleugels. In het bestreden besluit heeft het college – waarbij het college het advies van de commissie heeft overgenomen – het besluit van 19 juli 2022 met een aanvullende motivering in stand gelaten. Volgens het bestreden besluit ziet de op 19 juli 2022 verleende omgevingsvergunning enkel op de bouw en het gebruik van een tijdelijke voorziening [2] . Vergunninghoudster heeft op 6 april 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd om, in afwijking van het bestemmingsplan, arbeidsmigranten te mogen huisvesten in de hotelvleugels. Ter zitting heeft het college toegelicht dat de aangevraagde omgevingsvergunning hiervoor op 16 november 2023 is verleend.
Is eiseres belanghebbende?
3. De rechtbank ziet in de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden aanleiding om eerst te beoordelen of eiseres belanghebbende is bij de uitkomst van deze procedure. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) definieert een belanghebbende als ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’. In de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) [3] hanteert de AbRS als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Op deze hoofdregel vormt het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ [4] een correctie. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar deze voor de woon-leef- of bedrijfssituatie van de belanghebbende zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Bij de beoordeling worden factoren als afstand tot, zicht op, planologische uitstraling en milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat meegenomen. De factoren worden zo nodig in onderlinge samenhang bezien. Ook de aard, intensiteit en de frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Als er geen gevolgen van enige betekenis zijn, is er ook geen sprake van procesbelang. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure [5] . Het gaat er daarbij om of het doel, dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is.
3.1
Volgens de rechtbank wekt het besluit van 19 juli 2022 de suggestie dat de betreffende omgevingsvergunning mogelijk ook de huisvesting van arbeidsmigranten en anderen op het perceel vergunt. Bovendien geeft dit besluit geen uitsluitsel over de verkeersontsluiting. Het college lijkt in het verweerschrift in bezwaar ook te twijfelen over de omvang van de door vergunninghoudster op 9 mei 2022 ingediende aanvraag. De rechtbank acht het dan ook goed voorstelbaar dat het college eiseres in de bezwaarprocedure tegen het besluit van 19 juli 2022 ontvankelijk heeft geacht.
3.2
De rechtbank beoordeelt in deze procedure echter alleen maar het bestreden besluit en moet ambtshalve beoordelen of eiseres ook in beroep als belanghebbende beschouwd kan worden. Het bestreden besluit is aan eiseres gericht, dus beschouwt de rechtbank eiseres in beroep – in ieder geval formeel gezien – als belanghebbende. Vervolgens toetst de rechtbank of eiseres voldoende procesbelang heeft bij de uitkomst van de procedure. In dat kader geldt dat het bestreden besluit – in tegenstelling tot het besluit van 19 juli 2022 – duidelijk is: de op 19 juli 2022 verleende omgevingsvergunning ziet enkel op de bouw en het gebruik van een tijdelijke voorziening als eetruimte en keuken. Waar eiseres met deze procedure tegenop wil komen is het huisvesten van arbeidsmigranten op het perceel, maar daarover gaat het bestreden besluit niet. Ter zitting is daarnaast toegelicht dat eiseres feitelijk geen zicht heeft op het vergunde bouwwerk, dat de verkeersontsluiting via de [straat] met het besluit van 16 november 2023 is vastgelegd en eiseres heeft erkend dat het vergunde bouwwerk op zichzelf niet voor extra parkeerdruk zorgt. De beroepsgrond van eiseres over de certificering van de arbeidsmigrantenopvang heeft voor de vergunde bebouwing en het nu vergunde gebruik geen betekenis. Kortom: eiseres ondervindt materieel geen gevolgen van enige betekenis voor wat betreft de in deze procedure bestreden omgevingsvergunning. Eiseres is in deze beroepsprocedure dan ook geen belanghebbende en dat betekent dat de rechtbank niet verder toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit in deze procedure.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning dus niet inhoudelijk. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht niet terug en zij krijgt ook geen proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 16 januari 2024 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.De omgevingsvergunning is verleend voor een periode van 5 jaar vanaf de verlening.
2.Als keuken en eetruimtes.
3.Bijvoorbeeld AbRS 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271 en AbRS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:499.
4.AbRS 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737.
5.Bijvoorbeeld CRvB 30 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT6407 en CRvB 1 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1520.