ECLI:NL:RBZWB:2024:221
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 4.817, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van belanghebbende, waarbij de historische nieuwprijs en de waardevermindering wegens schade centraal staan. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag grotendeels terecht is opgelegd, maar vermindert deze met € 120 naar € 4.697. Tevens wordt recht op een immateriële schadevergoeding erkend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 500, te betalen door de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid). De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en kent belanghebbende ook een vergoeding van proceskosten toe van € 2.370. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.